Toestand in het vak van 19 R.I. 111-19 R.I. had, zoals vroeger medegedeeld, de opstelling front-zuid inge nomen en daar hadden zich in de nacht verschillende drama's afgespeeld nl. paniek in de omgeving van de cp. van C.-III-19 R.I., die zelf 's morgens nog lichtelijk van de kook was, paniek bij 1-III-19 R.I., waarvan de commandant na een bezoek bij zijn B.C. (op een ogenblik, dat hij bij zijn compagnie hard nodig was), de op stellingen toch nog had kunnen laten innemen, met uitzondering van een sectie, die enige kilometers meer noordelijk was getrokkenvoorts ongemotiveerd terug trekken naar 1-19 R.I. van de 2e Compagnie, die door C.-I-19 R.I. was terug gezonden en eveneens weder op haar plaats was gekomen. Bovendien was een stuk pag. onbruikbaar gemaakt, een stuk achtergelaten door de bediening en waren met het pag., dat uit het vak van II-8 R.I. was teruggetrokken, drie stukken met bediening en twee bedieningen zonder stukken bij C.-19 R.I. terecht gekomen. De mortieren stonden onbemand en de bediening verbleef in de omgeving van de cp. van C.-III-19 R.I. Zoals de schets/kaart aangeeft, stond dit bataljon ten tijde van het gereedstellen van 29 R.I. front-zuid in een zeer verspreide opstelling in een aantal lijnen en werd nergens een enigszins krachtig samenhangend front gevormd, zoals de be doeling was geweest van de D.C. Bij de beschouwing van deze opstelling vraagt men zich af, welke de gedachtengang van de B.C. is geweest, om op deze wijze uitvoering te geven aan het bevel van C.-IV Div., inhoudende, dat tussen Achter berg en de inundatie een opstelling met het front naar het Z. moest worden in genomen. Ten O. van Poort (kp. 25.5 aan de spoorweg) bevond zich l-II-ll R.I. (twee sectiën tirailleurs en een sectie zw.mitr.). Bij Poort stonden twee secties van 1-19 R.I., ten Z. van kp. 26 een sectie zw.mitr. van 111-19 R.I. en bij kp. 26 een sectie tirailleurs van 2-III-19 R.I. Toen in de vroege morgen door C.-19 R.I. werd bekend gemaakt, dat een tegen aanval zou worden uitgevoerd, werd daarbij aan C.-III-19 R.I. opgedragen om, zodra de troepen, die deze aanval uitvoerden, ver genoeg zouden zijn gevorderd, het bataljon weder in de oorspronkelijke opstelling te doen terugkeren. Bij 1-19 R.I. was de toestand vrijwel onveranderd, met dien verstande, dat twee sectiën, onder bevel van een kapitein, naar het vak van 111-19 R.I. waren gezonden. De verbinding met C.-19 R.I., die 12 Mei 17.00 was verbroken, was op 13 Mei te 6.00 weder hersteld. Omtrent de tegenaanval was de B.C. niet ingelicht. In de morgen bereikte een patrouille van de voorposten Bennekom, dat volgens de patrouillecommandant niet bezet was. C.-19 R.I. had uit de berichten van 111-19 R.I. een overdreven indruk van het gevaar op de rechtervleugel. In de vroege morgen van 13 Mei viel er artillerievuur bij de cp., waarbij twee treffers op een der onderkomens terecht kwamen, zonder dat er slachtoffers vielen. 420 (Zie schets/kaart Nr. C. 11)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 446