op te vangen. Dit gelukte slechts voor een klein deel, daar de stuka-aanval te 13.30 de vluchtende troepen nog meer uit elkaar joeg, zodat de Cn. van de le en 3e Compagnie van het IIIe Bataljon met een zeer klein deel van hun compagnieën door de bossen in westelijke richting trokken, eerst naar het punt in het Remmer- steinsche bos, waar 's nachts was uitgeladen en daarna naar Amerongen. De 2e Compagnie, waarbij contact met 11-24 R.I. was verkregen, was hoe langer hoe meer aan vijandelijk artillerie- en infanterievuur bloot gesteld geraakt en men nam uit de verte het terugwijken bij de le Compagnie waar. Op zijn dringende verzoeken aan de B.C. ontving de C.C. geen antwoord. Verschillende afdelingen begonnen terug te trekken en de C.C. heeft dit niet kunnen verhinderen en ten slotte de terugtocht van zijn compagnie in zo goed mogelijke banen geleid, door 11-24 R.I. heen en langs de Weteringsteeg, onder dekking van een sectie, die op dracht kreeg, zo lang mogelijk stand te houden en dit ook geruime tijd heeft gedaan. De teruggaande beweging van 111-29 R.I. in W. richting deelde zich ook mede aan 2 en 3-1-29 R.I. en 2 en 3-1-20 R.I. met de daarbij ingedeelde zware infanterie- wapens. Zij ontaardde te 13.30 in een vlucht, toen Duitse stuka's in de omgeving van Achterberg een aanval met bommen en mitrailleurs deden. Bij de 2e Compagnie waar de kapitein was gesneuveld, waren reeds te ongeveer 12.30 de sectiën teruggevloeid, toen daar een groepje soldaten zonder veldjas onder het schreeuwen van „niet schieten" was verschenen. De C. van de 3e Compagnie, die met een klein deel van zijn compagnie het meest zuidelijk stond in de stoplijn van II-8 R.I., was min of meer geïsoleerd geraakt. Ook daar verschenen op een gegeven ogenblik Nederlandse soldaten met witte doeken, roepende: „jongens geven jullie je over", althans woorden van deze strekking. Daarachter verschenen toen te ongeveer 15.00 plotseling Duitsers, aan wie de C.C. zich moest overgeven. De B.C. had tevergeefs getracht, de terugtrekkenden op te vangen. Hij bevond zich in de omgeving van de molen te Achterberg, toen hij zwaar gewond raakte en eerst tot bewustzijn kwam, toen hij door Duitse soldaten was omringd; de luitenant-adjudant sneuvelde. C.-1-I-29 R.I., die zich te zamen met C.-1-I-20 R.I. ten N.O. van kp. 25 bevond, had met deze laatste een aanvalsplan beraamd, om de bossen op de Laarsche berg met zo weinig mogelijk verliezen te bereiken, doch had te ongeveer 12.30, noordelijk van zijn opstellingen, troepen in N.W. richting zien terugvloeien, terwijl te onge veer 13.30 de stuka-aanval loskwam. Hij nam de leiding over de beide compagnieën en verzocht C.-1-I-20 R.I., met zijn compagnie en de sectie zw.mitr. bij kp. 26 stelling te nemen, teneinde de terugtocht van zijn compagnie mogelijk te maken, hetgeen gelukte. Bij 1-20 R.I. was de B.C. er in de loop van de morgen getuige van geweest, dat een brisantgranaat een stuk pag. vernielde en een bedieningsman doodde, terwijl bijna op hetzelfde ogenblik een munitiemagazijn nabij het kruispunt Cuneraweg en Hooge Steeg in de lucht vloog. Nadat de voorwaartse beweging van de 3e Compagnie tussen 1-29 R.I. was tot 428

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 454