staan gekomen en daarna de 3e Compagnie en vermoedelijk ook de 2e (gegevens hieromtrent zijn niet bekend) werden medegezogen in de terugtocht van de troepen rondom Achterberg (12.30), had de B.C. tevergeefs getracht, deze onderdelen in de hand te krijgen, hetgeen niet gelukte tengevolge van de stuka-aanval. Deze onderdelen verspreidden zich voor een deel in het bedekte terrein ten W. van de spoorbaan, waar zij in westelijke richting wegtrokken; een deel week echter naar het N. uit en kwam op de Zuidelijke Meentweg terecht. Van de M.C. kwamen drie sectiën vrijwel ongehavend ten W. van de spoorlijn aan. Bij l-II-ll R.I. was men niet alleen onder vuur van voren gekomen, doch ook van achteren. Aldaar verspreidde zich een gerucht, dat de terugtocht was bevolen en daarna deed de stuka-aanval de compagnie uit elkaar spatten. De C.C. haalde bij Berg en Dal zijn rijwiel, om zijn troep te gaan opvangen, reed eerst 2 km de Veenendaalsche weg op, daarna via de Cuneraweg naar het Z. en werd daar door C.-29 R.I. opgevangen en met een commando belast. Bij 11-24 R.I. was de verdere gang van zaken als volgt. Nadat de B.C. zijn bataljon een opstelling had doen innemen evenwijdig aan de Maatsteeg en het door vuur en de draadversperring onmogelijk was geweest, in de richting van Kruiponder voorwaarts te gaan, had het bataljon zich ter ver dediging ingericht, met de le Compagnie ter hoogte van Horstbranden en de 2e Compagnie ten Z. daarvan. Een sectie zw.mitr. was te 10.45 ter ondersteuning van het bataljon oost van de Maatsteeg in stelling gekomen en de 3e Compagnie was ten W. van de Weteringsteeg tot ten Z. van de Frieschen Steeg opgerukt. De zw.mitr. en mortieren waren in stelling gebracht. Na enige tijd werd waargenomen, dat Nederlandse afdelingen langs de Maatsteeg terugtrokken. Het terugtrekken van 2-III-29 R.I. deed zijn invloed gelden en dit te meer, daar men er niet van op de hoogte was, dat deze compagnie zich ten Z. van het bataljon bevond. Langzamerhand ontstond er een gevecht met uit de richting Koningskampen oprukkende Duitsers. Op een gegeven ogenblik naderde een groep Duitsers met de handen omhoog en voorafgegaan door enige Nederlandse soldaten, de 2e Compagnie, waar men zo onverstandig was, de dekkingen te verlaten om de Duitsers te ontvangen. Toen deze op korte afstand genaderd waren, rende plotseling een Nederlandse soldaat naar de compagnie toe onder de uitroep van: „ze schieten, de schoften". Daarna openden de Duitsers het vuur, tengevolge waarvan de C. van de 2e Com pagnie en een aantal andere militairen sneuvelden. Ook hier hadden de Duitsers dus weder van een minder fair middel gebruik gemaakt, om de Nederlandse troepen te naderen. Intussen had de B.C. de conclusie getrokken, dat hij met zijn bataljon geïsoleerd stond en hij begaf zich om nadere inlichtingen naar de cp. van C.-29 R.I., die hij 429

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 455