tot zijn verwondering verlaten vond. Hij gaf daarop bevelen aan zijn bataljon om terug te trekken op de Zuidelijke Meentweg. Een gedeelte was echter reeds op de terugtocht en het bataljon trok langs de Weteringsteeg terug, ongeveer op het tijd stip van de stuka-aanval (13.30). De B.C. begaf zich naar de Cuneraweg, waar hij C.-29 R.I. aantrof en waar de onderdelen van zijn bataljon naarmate deze aankwamen, in stelling werden ge bracht, zodat het verband verloren ging. De terugtocht van 19 R.I. en van 29 R.I. Bij 19 R.I. was intussen het volgende gebeurd. C.-III-19 R.I. had uit de op zijn cp. doorgeseinde berichten omtrent het be reiken en overschrijden van de eerste doellijn de conclusie getrokken, dat zijn bataljon nu weder de opstellingen front oost kon innemen en had daartoe te onge veer 10.30 bevel aan zijn C.Cn. gegeven. C.-1-III-19 R.I. achtte dit veel te vroeg en ontdekte bovendien kort na de ont vangst van dit bevel, dat onderdelen van 111-29 R.I. terugvloeiden en dat delen van zijn compagnie werden medegezogen. Hij begaf zich daarom met zijn com mandogroep naar het kruispunt van Frieschen Steeg en Weteringsteeg, waar hij er nog in slaagde, ongeveer de helft van zijn compagnie te verzamelen. Toen het terugvloeien bij 111-29 R.I. was begonnen, zond de C. van dat bataljon zijn luitenant-adjudant naar de cp. van C.-III-19 R.I. die daar aan C.-29 R.I. telefonisch mededeelde, dat C.-III-29 R.I. het niet meer kon houden, dat de jongens onder zijn handen wegliepen en hij ze niet meer kon tegenhouden. De luitenant-adjudant van 111-19 R.I. had dit gesprek overgeseind aan C.-19 R.I. en bij de cp. zag men uit vele richtingen troepen in wanorde teruggaan. C.-III-19 R.I., sedert de nachtelijke gebeurtenissen nog niet in evenwicht, liep met een pistool in de hand rondom de cp., verwondde zich aan prikkeldraad en verdween, zonder iemand in te lichten, naar een hulpverbandplaats. Daarna meldde de centralist aan de luitenant-adjudant, dat alle verbindingen, behalve die met C.-2-III-19 R.I. waren verbroken. De luitenant-adjudant nam toen verband op met deze kapitein, die door het verdwijnen van de B.C. nu als wd. B.C. moest optreden en begaf zich vervolgens naar diens cp. Op de cp. van de B.C. bleef slechts de bataljonsarts achter, die nog hulp aan een gewonde verleende. C.-le Compagnie bevond zich nog bij het kruispunt Frieschen Steeg en Wete ringsteeg, waar hij ongeveer een halve compagnie had verzameld en waarlangs delen van 2-III-29 R.I. en van 11-24 R.I. waren teruggetrokken, toen te 13.30 de stuka-aanval los kwam. Hij zocht contact met C.-3e Compagnie, wiens compagnie weder front-oost was opgesteld. Hoewel 2-III-29 R.I. en 11-24 R.I. door het vak waren teruggetrokken achtte C.-3e Compagnie de stelling nog wel houdbaar. Terugkerende met de bedoeling, zijn compagniesvak weder te gaan bezetten, 430 (Zie schets/kaart Nr. C. 14)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 456