majoor raakte geïsoleerd, is op een gevonden rijwiel naar het W. gereden en heeft
getracht de Vg.Holland binnen te komen, wat hem tenslotte eerst is gelukt in de
Groep Naarden, waarna hij zich meldde bij de garnizoenscommandant te Amster
dam.
Een deel van het detachement, waarbij zich C.-1-1-29 R.I. bevond, is in de
bossen ten N. van Eist door pantserwagens verrast en gevangen genomen.
C.-I-19 R.I. had de onder zijn bevel gestelde troepen niet bezocht. Hij verklaart,
zich overtuigd te hebben, dat de afmars van zijn troepen was begonnen. Dit betrof
echter slechts 1-19 R.I. en daarna is hij met zijn luitenant-adjudant en een groep
van 30 man, waaronder de dokter en het hospitaal-personeel, per rijwiel naar
Loerik gereden. De onderdelen van zijn bataljon zijn op het aangegeven tijdstip
zelfstandig op mars gegaan. Zij hebben contact gehad met 111-19 R.I. en zijn bij
Leersum in aanraking gekomen met Duitse pantserwagens. Een zeer klein deel
heeft het Oostfront-Vg.Holland bereikt, doch het gros is in de omgeving van
Doorn in handen van de Duitsers gevallen.
De C. van het detachement 3-III-10 R.I. die de bespreking te 20.00 bij C.-I-
19 R.I. niet had medegemaakt, heeft van een der kapiteins van 1-19 R.I. het bericht
doorgekregen, dat hij te 2.20 moest afmarcheren en volgens zijn mededeling heeft
hij dit opgevolgd, doch een gedeelte, dat meer achterwaarts stond opgesteld, is
reeds te 21.30 vertrokken, toen de terugtocht van 10 R.I. bekend werd.
C.-3-III-10 R.I. is nabij Leersum in contact gekomen met andere onderdelen
van 10 R.I.zijn troep is bij aanraking met Duitse paw. uit elkaar geraakt en hijzelf
bereikte ten slotte, met een klein deel, in burgerkleding Bussum, waar de capitulatie
reeds bekend was.
De wd. C.-III-19 R.I. is met zijn bataljon te 3.10 naar het W. getrokken, heeft
met afdelingen van 1-19 R.I. en 10 R.I. in de bossen ten N. van Leersum contact
gehad en is ternauwernood ontkomen aan een aanval van Duitse pantserwagens;
hij vernam eerst op 15 Mei de capitulatie, toen hij zich nog in de bossen in de
omgeving van Driebergen bevond.
Een en ander zal nog nader worden uiteengezet.
De kapitein, C.-3-I-10 R.I., die met een sectie tirailleurs en een sectie zw.mitr.
stelling had genomen tussen de Cuneraweg en de Veenendaalsche weg, had geen
enkel bevel voor terugtocht ontvangen.
C.-I-19 R.I. verklaarde, hem door middel van een der andere kapiteins te hebben
doen waarschuwen, toen hij op de bespreking van 13 Mei 20.00 niet aanwezig was,
doch deze waarschuwing heeft hem niet bereikt.
Met het licht worden op 14 Mei kwam hij tot de ontdekking, dat hij geen neven
troepen meer had en hij trachtte te vergeefs verbinding te krijgen met C.-I-19 R.I.
Uit het voorterrein kwamen nu en dan nog troepen terug en hij vernam, dat de
cp. van C.-10 R.I. niet meer bezet was. Hij liet zich echter door berichten omtrent
het terugtrekken van nevenonderdelen (die hij te ongeveer 3.00 ontving) niet af
brengen van hetgeen hij zijn plicht achtte en zijn afdeling bevond zich nog te
5.00 ter plaatse.
437