hebben plaats gehad, die aan de D.A.C. (hoe zonderling dit moge schijnen) is ontsnapt. De vuren werden als volgt aan de Afdelingen toegewezen: - vuur 652, af te geven door II- 4 R.A.; - vuur 653, af te geven door 1-16 R.A. - vuur 654, af te geven door I- 8 R.A. - vuur 655, af te geven door III- 8 R.A. Zij moesten van 4.30-5.00 in vuurstoten van 3 minuten gelijktijdig worden afgegeven. De L.K.A. kreeg hierbij geen taalt en bovenstaande vuren vormden de enige voorbereiding voor de aanval. Geen enkele maatregel werd genomen, om te zorgen, dat de vijand, indien hij oprukte of tegenstand bood, kort vóór de aanvallende bataljons kon worden onder vuur genomen en dit, terwijl er verschillende waarnemingspunten nabij de artillerie-opstellingen waren, waar men het aanvalsterrein als op een presenteerblad vóór zich zag liggen. Zoals hiervóór reeds is gebleken, kon de aanval (feitelijk de opmars naar de le doellijn, waarbij eigen troepen werden doorschreden) eerst te 7.30 beginnen, doch dit werd te laat bekend, zodat de vuren toch van 4.30-5.00 werden afgegeven. Hierbij zijn ongeveer 800 projectielen van 7 veld en 200 van 15 hw. verschoten. Toen C.-IV Div. bericht kreeg, dat de aanval eerst later kon starten dan 4.30, liet hij de vuren herhalen, die (nu niet gelijktijdig) tussen 5.40 en 6.10 werden afgegeven; dit was echter nog meer dan een uur vóórdat de voorbataljons voor waarts gingen en ongeveer drie uur, vóórdat de grendellijn (eerste doellijn) werd overschreden. Van een systematisch onder leiding van de D.A.C. plaats hebbende vuuractie van de artillerie was daarna geen sprake meer. Nadat van het eskadrille vliegtuigen, dat Duitse artillerie bij Oranje-Nassau oord had gebombardeerd, bericht was ontvangen (via het H.K.V.), dat te Wageningen veel troepen waren waargenomen, droeg de L.K.A.C. te ongeeveer 6.00 aan de D.A.C. op, de in het oorspronkelijke vuurplan van de verdediging opgenomen vuurconcentratie 161 op Wageningen te doen afgeven. Eenzelfde opdracht werd aan 1-15 R.A. verstrekt. Zij werd afgegeven: door 1-15 R.A. te 6.57, 7.24, 7.41, 7.53, 7.59 en 8.15; door 1-8 R.A. te 6.30; door III-8 R.A. te 6.10. Hier werd dus van hogerhand in de leiding van de D.A. ingegrepen op een ogenblik, dat deze geacht kon worden in volle actie te zijn ten behoeve van de aanval. Toevallig was dit niet nadelig, omdat de D.A. passief was. Te 8.00 vroeg de L.K.A.C. inlichtingen aan de D.A.C. over het verloop van de tegenaanval, waarvan op dat ogenblik bij de D.C. en de D.A.C. niets bekend was. 440

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 466