De batterij kreeg bij herhaling artillerievuur. In de loop van de dag zag men telkens afdelingen door het terrein naar het W. trekken. Te ongeveer 12.00 vernam de Bt.C., dat bij III-8 R.A. de vuurmonden tijdelijk onbruikbaar werden gemaakt en het personeel werd verzameld bij de Afdelings commandopost. De Bt.C. wilde deze order ook voor zijn batterij uitgeven, doch de beide luitenants verzetten zich hiertegen, lieten de twee stukken weer tot vuren gereed maken en, om de moed er in te houden, deed een der luitenants een af- sluitingsvuur afgeven, waarop onmiddellijk vijandelijk vuur werd ontvangen, met het gevolg dat de verbinding van de batterij met de waarnemingspost werd ver broken. Daarop liet een der luitenants afsluitingsvuur op 300 m voor de Grebbe- sluis afgeven (13.25). Op dat tijdstip deden Duitse stuka's een aanval met bommen en mitrailleurs, die ongeveer een kwartier duurde. Een der manschappen werd zwaar gewond en een der stukken had een gat in het schild. Daarna werd besloten, de batterij te verlaten en de nog resterende twee vuurmonden onbruikbaar te maken. Het ver trek had te 14.00 plaats met de auto's, waarmede juist munitie was gebracht en tijdens het vertrek vielen er schoten in de batterij. Te Eist gaf de Afd.C., die verwonderd was, dat het personeel nog in leven was, opdracht, naar Wijk bij Duurstede te gaan. De 3e Batterij stond opgesteld bij Vreewijk. Op 13 Mei bevonden de Bt.C. en een kornet zich op de cp., 250 m achter de batterij, terwijl de waarnemingspost, 100 m vóór de batterij gelegen, was bezet door een luitenant, die eerst op 10 Mei bij de batterij was ingedeeld en nog on voldoende terreinkennis bezat, waarvan de gevolgen hierna zullen blijken. De vuurmonden stonden opgesteld in een straat achter een perceel dennen van 2y2 m hoogte, waardoor de kortste baan 1800 m was; het schootsveld naar het zuiden werd door een rij huizen beperkt. De waarnemer had een goed uitzicht op de noordrand van de bossen op de Laarsche berg en het naar Achterberg af hellende terrein. De Bt.C. had geen toestemming voor zelfstandige vuuropening gevraagd en, aangezien de waarnemer moest optreden als vuurleider en hij geen initiatief mocht nemen, ging er veel tijd mee heen, om machtiging tot vuuropening te krijgen. Te 10.30 zag de waarnemer op de noordrand van de Laarsche berg Duitse afdelingen uit het bos komen en hij verzocht toestemming aan de Bt.C., het vuur te mogen openen. De Bt.C. wilde toestemming aan zijn Afd.C. vragen, doch, hoewel de verbinding in orde was, kwam er geen gehoor. Toen de vuurleider steeds kortere afstanden telefoneerde, gaf de Bt.C. tenslotte toestemming tot vuur opening. De batterij, die nog slechts drie bruikbare vuurmonden telde, opende het vuur op de geschatte afstand van 1300 m, niettegenstaande de kortste baan 1800 m was; het vuur werd afgegeven in lagen en met sprongen van 200 m, later van 100 m, teruggenomen. De Bt.C. en zijn toegevoegde kornet volgden het vuur in de ondergrondse cp. met spanning, die nog vermeerderd werd, toen zekerheid werd verkregen, dat de afdelingspost verlaten was. Uit het steeds terugnemen van het vuur bleek, dat de 444

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 470