vijand voorwaarts bleef gaan en, daar de gecommandeerde afstanden achtereen volgens 1100, 900, 700, 600, 500 m werden, trok de Bt.C. hieruit de conclusie, dat hij op 500 m was genaderd. De werkelijke afstand was echter veel groter, doch de niet op de hoogte zijnde waarnemer had nagelaten, de negatieve terreinhoek te commanderen. Met terreinhoek 0 de vijand met het vuur volgende, kwam hij tenslotte tot het commanderen van een opzethoogte voor 500 m. Had de Bt.C. dit vuur zelf geleid, dan zou dit waarschijnlijk niet zijn voor gekomen. Doordat de vijand geleidelijk meer naar het zuiden oprukte, moest het vuur ook naar rechts worden verlegd, totdat dit door de huizen niet meer mogelijk was. Daar de batterij stelling ongeschikt was voor het voeren van een nabijverdediging, voelde de Bt.C. zich langzamerhand in een gevaarlijke positie komen en meende hij te worden omtrokken. Dit leidde tot het nemen van het besluit, de vuurmonden onbruikbaar te maken en de batterij-bezetting te laten verzamelen in de bedekte houtrand ten W. van de Koerheuvel. Dit terugtrekken van op een brede linie naar het W. snellende artilleristen wekte bij 6-4 R.H., het eskadron, dat aan de Veenen- daalsche weg stond opgesteld nabij de cp. van C.-4 R.H., de indruk, dat Duitsers naderden, met het gevolg, dat hierop vuur werd afgegeven; hetzelfde had later plaats door de bezetting van de Watertoren op de Koerheuvel. De in het voorbij rennen haastig gedane mededelingen van de artilleristen, dat de batterij stelling werd omtrokken, dat de Duitsers zeer nabij waren e.d., waren voor C.-6-4 R.H. aanleiding, per motor C.-4 R.H. te gaan waarschuwen, waarbij hij mededeelde, dat twee compagnieën Duitsers waren doorgebroken, zodat er groot gevaar voor diens cp. bestond. Elders hebben wij gezien, dat dit bericht feitelijk de oorzaak is geweest dat 4 R.H. tussen 11.00 en 12.00 werd teruggenomen. Het is merkwaardig, dat er geen contact bestond tussen deze batterij en de nabijgelegen sectie van M.C.-II-19 R.I. en de vóór de batterij aan de spoorweg opgestelde 2-II-19 R.I. Bij de terugtocht van deze batterijbezetting waren aanvankelijk nog karabijnen, uitrusting, telefoontoestellen en dergelijke medegenomen, doch, toen zij tijdens de verplaatsing werd bevuurd, werden de meeste van deze voorwerpen wegge worpen en zocht men dekking. De terugtocht werd voortgezet naar de reservestelling, die bezet was door een batterij van 1-16 R.A. en daarna naar Eist, waar deze batterij (zonder kanonnen) werd opgenomen in de algemene terugtocht van IV Div. 1-16 R.A. Nadat de Afdeling te 4.30 en 6.11 vuur 653 had afgegeven, werd te 8.00 opdracht ontvangen, de Afdeling gereed te stellen voor afsluitingsvuur 144 voor de stoplijn van 1-8 R.I. ten N. van de kunstweg Grebbe-Rhenen. Om onbekende redenen is dit vuur echter niet meer afgegeven en na het laatste schot, dat te 6.41 viel, is er geen enkel vuur meer door de Afdeling afgegeven. Tussen 12.00 en 13.00 werd van voorbijtrekkende infanterie vernomen, dat de 446

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 472