De stelling was bezet, van zuid naar noord door II L.K. en IV L.K. De be
zetting der stelling hield verband met de omstandigheid, dat bij gestelde inun-
datiën drie grote aanvalsstroken bleven bestaan, nl.
- Amersfoort en omgeving (VIII Div. en een deel van VII Div.);
- Emmikhuizerberg en omgeving (II Div.);
- Grebbeberg en omgeving (IV Div.).
Na het stellen der inundatiën hadden nog wijzigingen plaats gehad in de troepen
opstellingen, ten doel hebbende meer concentratie van krachten tegenover de
aanvalsstroken, terwijl de sterkte der voorposten werd verminderd.
De bezetting met twee legerkorpsen voor de gehele Valleistelling was echter
dermate gering, dat van het plaatsen op de te verwachten hoofdaanvalspunten van
een troepensterkte, overeenkomstig de normen, die voor krachtige verdediging
bestonden, geen sprake kon zijn.
De C.V. kon eerst na het terugnemen van Brigade B over een grote eenheid
als Veldleger-reserve beschikken, die echter te zwak was voor het brede front.
De lingestelling
De keuze van de Lingestelling was het gevolg van de nadelen, die kleefden aan
het kiezen van de verdediging aan de Waal, waar de hoge Waaldijken een beletsel
vormden, om de in de diepte opgestelde infanteriewapens vuur vóór die dijk te
doen brengen, terwijl de hoge Waaldijken zelf weinig geschikt zijn, om daarin
goede gevechtsopstellingen aan te brengen, waartegen bovendien waterstaat
kundige bezwaren bestaan.
Reeds in Januari 1940 is door de eerste O.L.Z. de verdediging van een stelling
aan de Linge onder het oog gezien. De C.V. hield persoonlijk een verkenning en
vanwege de O.L.Z. werden de inundatiemogelijkheden onderzocht
Het resultaat is geweest, dat een stelling aan de Linge in het definitieve ver
dedigingsplan van de tweede O.L.Z. werd opgenomen, ter vervanging van een
stelling aan de Waal.
Het Lingegebied leende zich zeer goed voor een stelling en de inundatie van
het voorterrein was mogelijk.
Daarenboven bestond het voordeel, dat een tegenstander na het overschrijden
van de Waal een beperkt aanvalsgebied op de Lingestelling had en zijn artillerie
op de zuidoever van de Waal moest laten. Dat een aanval aldus, met de Waal dwars
door het aanvalsgebied, niet eenvoudig was, liet zich denken.
Op 10 Mei 1940 was met de aanleg van de stelling nog niet begonnen. De C.V.
had, onder leiding van een officier van het H.K.V., door een ploeg officieren detail
verkenningen doen verrichten, teneinde te voorkomen, dat dezelfde fouten werden
gemaakt als in 1939 bij de aanleg van de andere stellingen. Het aangewezen hoofd
Sectie V van Brigade G, res. luitenant-kolonel Prof. Schoenmaker, had intussen
ontworpen en aan enige firma's opdracht tot uitvoering gegeven van schok-
23
0 Inundatierapport van 21 Maart 1940.