Te 9.30 kwam het eerste bericht bij C.-IV Div. binnen, dat de Duitsers de Koer- heuvel hadden bezet; daarop ontving C.-III-24 R.I. opdracht, hem te doen her nemen. Deze zond er een sectie infanterie heen onder bevel van een vaandrig, waarbij zich een cadet-vaandrig van 1-16 R.A. aansloot. Deze sectie ontdekte niets bijzonderser bevonden zich huzaren en zw.mitr. in de omgeving, zodat hij terug keerde. Of C.-IV Div. hieromtrent is ingelicht, is niet bekend 1). Te 10.36 kwam C.-I-8 R.A., die min of meer in paniek zijn cp. in de noordrand van Rhenen had verlaten, zich melden bij de D.A.C. Hij ontving opdracht, om ter hoogte van de cp. de terugvloeiende troepen op te vangen. Te 11.00 meldde C.-20 M.C. zich telefonisch uit Eist. Hij was, zoals is medegedeeld, ter beschikking van C.-IV Div. gesteld en werd ingezet om troepen op te vangen 2). In de loop van de morgen was de verbinding met C.-19 R.I. verbroken, zodat van daaruit geen berichten omtrent de tegenaanval konden worden verzonden. Daarom werd een kapitein van de divisiestaf uitgezonden, teneinde de stand van zaken na te gaan en omtrent het verloop van de tegenaanval te rapporteren. Deze kapitein berichtte te ongeveer 11.30 door de inmiddels herstelde telefoon, dat de aanvalstroepen te ongeveer 10.00 de lijn kp. 24.7 aan de spoorlijn-zuidrand Achterberg hadden bereikt, dat zij zeer vermoeid waren en zeer veel last van vijandelijk artillerievuur hadden. Kort daarna berichtte hij langs dezelfde weg, dat Kruiponder in Duitse handen was en dat de vijand van daaruit in N.W. richting oprukte. Hiermede kwam een eind aan de onzekerheid, die de gehele morgen had geheerst, of Kruiponder in eigen, dan wel in 's vijands handen was. Zeer waar schijnlijk is dit bericht aanleiding geweest voor de opdracht aan II1-8 R.A. tot het afgeven van vuur op Kruiponder, die, zoals werd medegedeeld, nog vóórdat er uitvoering aan was gegeven, werd te niet gedaan door het bevel, dat de vuur monden onbruikbaar moesten worden gemaakt. Men vraagt zich af, of er geen aanleiding was, meer artillerie tegen die aanvallende Duitsers in te zetten. Reeds eerder was er een bericht bij C.-IV Div. binnengekomen, dat de aanvals troepen veel last ondervonden van mitrailleurvuur uit de stellingen achter de spoorbaan. In verband daarmede werd een officier naar C.-II-19 R.I. gezonden, teneinde deze op te dragen, hieraan een eind te maken. Deze kapitein is daar aangekomen, toen C.-11-19 R.I. juist het terrein in was gezonden en trof tot zijn verwondering - hij was blijkbaar slecht op de hoogte - C.-4 R.H. aan. Toen C.-II- 19 R.I. terugkwam, kon hij deze echter verzoeken, het mitrailleurvuur te doen ophouden. Bij terugkeer rapporteerde deze officier, dat de toestand op de cp. van C.-II-19 R.I. zeer rustig was en dat er zelfs geen artillerievuur viel. Met dit bericht moet het op de D.C. wel een zonderlinge indruk hebben gemaakt, dat er steeds afdelingen door het terrein terugtrokken. 455 Zie omtrent de geruchten over de Koerheuvel blz. 459. Bij 11-19 R.A. is medegedeeld, dat te 13.30 deze Afdeling als infanterie-eenheid ter beschikking van C.-20 M.C. werd gesteld, die deze echter naar Leersum zond. Ten westen van Eist bevond zich sedert de nacht van 12 op 13 Mei 10 M.C. van Brig. B eveneens in stelling.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 481