aangewezen voor het bezetten van de opnamestelling, het bataljon verzameld te
Amerongen, waar hij C.-24 R.I. weder ontmoette.
De D.A.C. had na het gesprek met de kapitein van St.-II L.K. (zie blz. 463)
opdracht aan C.-I-8 R.A. gegeven, om de enige nog intact zijnde batterij van zijn
Afdeling, nl. 1-1-8 R.A. en de 2e en 3e Batterij van 1-16 R.A., onder zijn bevel
in stelling te doen komen in de omgeving van Paardekop, ten N.W. van Eist.
Ook C.-4-I-12 R.A. heeft later opdracht ontvangen, met zijn batterij stelling
te nemen, doch wat oostelijker, dan de vorenbedoelde Afdeling
Het gezamenlijke beeld, dat de IV Div. na 13.30 bood, was dus, dat tussen de
Rijn en Prattenburg talloze afdelingen langs de wegen en door de bossen naar het
W. terugvloeide.
Terwijl C.-29 R.I., onbewust van hetgeen in de omgeving van Rhenen en Eist
voorviel, trachtte, zijn troepen op te vangen op de kunstwegen die naar het N.
voerden, t.w. de Cuneraweg en de Veenendaalsche weg, hetgeen slechts voor een
klein deel gelukte, weken 1-19 R.I. en 111-19 R.I. naar het N. uit, waar zij op
last van C.-10 R.I., te zamen met enkele kleine onderdelen van 10 R.I., in stelling
kwamen, ter beveiliging van de flank van II Div. en waar zij tevens als opname
dienden voor de onderdelen, die op last van C.-29 R.I. in de avond daarop terug
trokken.
Tijdens de pogingen van C.-29 R.I., om zijn troepen op te vangen, ontving hij
via C.-10 R.I. en later door middel van een officier vertraagd overgekomen be
velen, de aanval door te zetten, welke bevelen niet meer uitvoerbaar waren.
C.-19 R.I. en C.-III-19 R.I. hadden reeds eerder het terrein van de strijd ver
laten en ontmoetten elkaar te Eist (zie blz. 432).
Op de kunstweg Rhenen-Amerongen trachtte C.-IV Div. met zijn staf de terug
vloeiende troepen bij Eist tot staan te brengen, terwijl de treinen naar het gebied
ten W. van Amerongen werden gedirigeerd.
C.-Brig. B, aanvankelijk niet wetend, wat zich verder oostelijk afspeelde, zond
bij Amerongen troepen en treinen naar het oosten terug, zodat zich tussen Eist
en Amerongen langzamerhand een chaotisch kluwen vormde.
Van oost naar west waren de volgende onderdelen aanwezig.
Aan de spoorlijn een kleine groep bij het station en 11 G.B. opmarcherend naar
het station, daarna terugtrekkend; voorts enige kleine onderdelen bij kp. 25.
4 R.H. verzamelde te Remmerden, terwijl verder westelijk enige achter elkaar
liggende lijnen ter hoogte van Eist werden bezet, waarbij zich o.a. bevonden
111-24 R.I., 10 M.C., 20 M.C. en 3-III-20 R.I., bovendien onderdelen, die terug
getrokken waren van de spoorlijn bij Rhenen nl. van 11-19 R.I., 11-11 R.I. (min 1)
en 4 M.C., tenslotte enige onderdelen van I en 111-29 R.I. en 1-20 R.I., later ook
van 11-24 R.I. (uit Prattenburg).
Nabij Amerongen stonden dan nog enige kleine onderdelen van Brig. B; ten W.
van Amerongen bij Zuilenstein 2-III-20 R.I. en bij Dartheide 111-20 R.I. (min
2 en 3).
1-46 R.I. werd, naarmate het te Eist aankwam, teruggezonden naar Brig. A in
466