merkte, dat de T.B.O. en de IJsseltroepen waren teruggetrokken 1). Te 14.10 werd
ook de 4e S.Paw. op last van de L.K.C. naar 's-Gravenhage gezonden. Met het
nog beschikbare peloton werden verkenningen uitgevoerd in de richting Apel
doorn.
Van 15.00 afkwamen berichten binnen omtrent het dalen van parachutisten in
Barneveld, Voorthuizen enz. 2). Burgers meldden colonnes wielrijders, motor
rijders en vechtwagens of pantserwagens, o.a. te Voorthuizen.
Te 17.00 meldde C.-3-1 R.H., dat de laatste auto met IJsseltroepen was ge
passeerd en dat deze hadden bericht, dat achter hen vijandelijke pantserwagens
volgden. Ook door eigen patrouilles werden pantserwagens in het voorterrein
gemeld. Dit bericht werd doorgegeven aan C.-IV L.K. en aan de voorposten
commandant, welke laatste hierin aanleiding vond, opdracht te geven, de asperge
hindernissen op de kunstwegen Vinkenhoef-Hoevelaken (oude weg) en Vinken-
hoef-Nijkerk voor het stellen gereed te maken. Deze opdracht werd verkeerd uit
gevoerd, zodat de hindernissen werden geplaatst en de draden zelfs werden door
geknipt. Hierdoor werden - zoals zal blijken - aan 1 R.H. veel moeilijkheden be
zorgd. De keukenauto's konden de troepen niet meer bereiken, zodat het eten
bij de hindernissen moest worden afgehaald.
C.-l R.H. die voor de terugtocht thans nog slechts beschikte over de nieuwe
betonweg van Vinkenhoef langs de spoorweg naar Terschuur en over de kunstweg
Hooglanderveen-Brand-Langenoord, gaf opdracht, om vonders naast de asperge
hindernissen te bouwen.
Van de zijde van C.-VIII Div. werd aandrang uitgeoefend, ook de betonweg
te doen afsluiten, hetgeen C.-l R.H. niet toestond.
Te 18.03 vernam deze, dat een door 3-1 R.H. ter opsporing van parachutisten
uitgezonden peloton op 200 m zuidelijk van kp. 59 spoorweg Amersfoort-Apel-
526
Aangezien de zender volgens het dagboek van de Duitse 227e Divisie te 13.20 onvernield in
Duitse handen viel, is onderzocht, hoe de gang van zaken is geweest. Daarbij is gebleken, dat als
gevolg van vóór de oorlog plaats gehad hebbend overleg tussen militaire en P.T.T. autoriteiten
was besloten, bij dreigende bezetting van het station door de Duitsers geen algehele vernieling
van het zendstation uit te voeren, doch slechts zodanige maatregelen te nemen, dat een vijand niet
in staat zou zijn, de aanwezige zenders op korte termijn te gebruiken. Een en ander zou worden
uitgevoerd, zodra de vijand de IJssel passeerde.
Om te voorkomen, dat het eigen personeel gedwongen zou worden, de zenders weder bedrijfs
klaar te maken, zou het deskundig personeel het station verlaten.
De maatregelen bestonden hoofdzakelijk uit het wegnemen der kristallen uit de stuurtappen der
zenders, het toelaten van water in de pompschachten en het vernielen van de glazen vacuummeter
van de gelijkrichter.
De beide aanwezige ingenieurs en het technisch personeel zijn, ingevolge van het Hoofdbestuur
van de P.T.T. ontvangen opdracht, reeds op 10 Mei vertrokken, onder achterlating van aanwijzingen
omtrent uitvoering der voorgenomen maatregelen.
De beheerder van het station vertrok op 11 Mei enige uren vóór de aankomst van de Duitsers.
Op 11 Mei heeft de onderofficier, commandant van het Nederlandse bewakingsdetachement,
de voorgeschreven maatregelen doen uitvoeren.
De kristallen werden met een aantal tekeningen in de grond begraven nabij een der gebouwen.
Na aankomst van het daartoe aangewezen Duitse Sonderkommando heeft de commandant
daarvan enkele der achtergebleven personeelsleden onder bedreiging gedwongen, de plaats aan te
wijzen, waar de kristallen waren verborgen.
De uitgevoerde maatregelen waren dus van weinig ingrijpende betekenis.
2) Er zijn geen parachutisten op de Veluwe geland.