sectiën), in vak Ochten en door 46 R.I. (min I), versterkt met twee sectiën 9 M.C.,
in vak Resteren. De scheidingslijn liep over kp. 22 en kp. 16 aan de spoorweg
Kesteren-Elst.
Van de artillerie verleende 11-22 R.A., in stelling ten W. van Ochten, recht
streekse steun aan 44 R.I., terwijl 1-22 R.A., in stelling ten N.W. van Resteren,
dezelfde taak had ten opzichte van 46 R.I.
111-19 R.A., in stelling ten N. van Ochten tussen de spoorweg en de Linge, was
belast met algemene opdrachten, doch was vnl. geörienteerd in vak Ochten.
11-22 R.A. moest Brig. B kunnen steunen tot de lijn Afferden-Deest; een
Afdeling van Brig. B kon vak Ochten steunen tot de lijn Steenoven bij voetveer
Ochten-pl. 100 op de N. Waaldijk-Eldikschenhoek.
1-22 R.A. moest IV Div. kunnen steunen tot de lijn pl. 46 aan de Neder Rijn-
Rruiponder en vak Resteren kon steun krijgen van die divisie van een Afdeling
van 7 veld en een Afdeling van 15 hw.
De brigadereserve bestond uit 111-44 R.I. te Echteld en 1-46 R.I. te Ingen.
Voor 111-44 R.I. was een stelling aangelegd in de lijn Ooy-Echteld, terwijl voor
1-46 R.I. een stelling in de lijn Weltevreden-Lienden-Bontemorgen was gemaakt.
Beide stellingen moesten eerst op nader bevel worden bezet. Bovendien was voor
bereid het stelling nemen achter de Waal door 111-44 R.I. (zie hierna) en door
1-46 R.I. aan de Rijn (bij teruggaan van IV Div.).
Bij Ochten was de rivierbatterij Nr. 1 opgesteld, die bestond uit 3 stukken van
7 1.40 met stalen schild en op pivotaffuit, welke batterij op 19 April uit de stelling
Den Helder was aangevoerd. Tot de batterij behoorden twee zoeklichtinstallaties
van 60 cm. Zij diende voor bestrijding van vijandelijke vaartuigen op de Waal.
Grondmijnversperring Nr. 3, ter hoogte van het pontveer van Druten, ressor
teerde onder C.-Brig. B en werd van de zuidoever van de Waal af bediend.
Grondmijnversperring Nr. 4, gelegen bij De Spees in de Rijn, werd van De
Spees af bediend en stond onder bevel van C.-Brig. A.
C.-Brig. A had dd. 7-4-1940 Sectie I Nr. 21 P persoonlijke aanwijzingen van
de C.V. ontvangen (waarvan geen exemplaar meer beschikbaar is), inhoudende,
dat, indien de terugtocht van Brig. B over de Waal zou worden bevolen, Brig. A
op nader bevel de rechtervleugel moest ombuigen achter de Waal tot ter hoogte
van de lijn kp. 25.5 aan de spoorweg Tiel/Resteren-pl. 50 aan de Waal, hetgeen
vrijwel overeen kwam met de achtergrens van de brigade.
Voor de bezetting van dat Waalvak had de brigade-commandant 111-44 R.I.
bestemd, terwijl, bij bezetting daarvan, 11-22 R.A. van stelling moest veranderen
naar voorbereide stellingen ten N. van de spoorweg Tiel-Resteren.
De tijdelijk gevormde Brigade G had opdracht, in afwachting van de bezetting
van de Waal-Lingestelling door III L.R., deze stelling (als veiligheidsbezetting)
te bezetten, aansluitend aan de vorengenoemde lijn.
Voor het Waalvak, grenzende aan 44 R.I., was 32 R.I. bestemd, dat met 1-32
R.I. de oostelijke vleugel zou bezetten.
C.-Brig. A was er niet mede op de hoogte, dat het in het voornemen lag, III L.R.
en Brig. B na het intreden van de oorlogstoestand achter de Waal terug te nemen.
556