Te Kesteren waren nog twee spoortreinen aanwezig, die bestemd waren ge weest voor de evacuatie van de burgerbevolking. C.-Brig. A vroeg en verkreeg toestemming, deze te gebruiken voor vervoer van de Groep Betuwe en wilde deze daartoe doen optrekken naar Valburg, hetgeen mogelijk was, daar de spoor bruggen nog niet waren vernield. Daar de Groepscommandant echter zelf reeds maatregelen had getroffen voor terugtocht per auto en rijwiel, ging dit vervoer niet door. C.-Brig. A gaf opdracht aan de Groepscommandant, te Kesteren uit de aldaar aankomende onderdelen een bataljon te vormen en dit per trein naar Gorinchem te zenden onder C.-III-43 R.I., terwijl de rest als brigadereserve te Lienden moest worden geplaatst. C.-9 C.Pn. ontving opdracht, de landmijnen, die in de rivierdijken waren gelegd, weder op te nemen, opdat de terugtrekkende troepen ongehinderd zouden kunnen passeren. Te 24.00 werd opdracht verstrekt, alle bruggen, waarvan de vernieling nog niet was uitgevoerd, te vernielen. De terugtocht van de Groep Betuwe werd uitgevoerd, zoals in het reeds ge noemde boekwerk in details is uiteengezet, door 8 G.B. over Slijk Ewijk, door 111-43 R.I. over Slijk Ewijk, over Andelst, langs de spoorweg en met de meest noordelijke compagnie over de Rijndijk. De terugtocht geschiedde niet zeer ordelijk, als gevolg van weinig oordeel kundige bevelvoering van de Groepscommandant, die, na zijn bevelen te hebben gegeven, spoedig wegreed naar C.-Brig. A, terwijl ook de bevelvoering van C.-III- 43 R.I. te wensen overliet. De gestelde hindernissen werkten vertragend op de terugtocht, die zodanig werd uitgevoerd, dat op 11 Mei nog de gehele dag kleine groepen binnenkwamen. C.-8 G.B. had slechts enkele auto's voor vervoer van zijn troepen, zodat een deel van het materieel, enige in de gietstalen kazematten gemonteerde zware mitrailleurs en de kanonnen van 8 st. moesten worden achtergelaten. Gedurende de terugtocht vielen twee doden en enige gewonden door landmijnen bij Andelst en Dodewaard. De Groepscommandant meldde zich bij C.-Brig. A en reed daarna (zonder be geleidend officier) naar Kesteren, om de verplaatsing van zijn troepen te regelen. Onderweg werd hij bij een auto-ongeluk gewond, waarna hij naar huis is ver voerd, hetgeen bij zijn beide B.Cn. niet bekend werd. Bij het station Kesteren verzamelden zich in de vroege morgen van 11 Mei 8 G.B. met de groep Ptr. uit Lent en van 111-43 R.I. de B.C. met staf, twee secties van de le Comp., de 3e Comp., de C. en 10 man van de 4e Comp. en het personeel van het detachement zinkschepenversperring Nr. 1 (Waal). Er stonden een personen- en een goederentrein gereed. De kapitein-adjudant verscheen wel, doch de Groepscommandant niet. De kapitein-adjudant deelde aan C.-III-43 R.I. mede, dat zijn bataljon in de personentrein moest worden ge laden, doch niet mocht vertrekken, vóór de Groepscommandant zelf verscheen, terwijl de goederentrein eerst bij daglicht mocht worden geladen. 560

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 586