wijken naar Oosterbeek en omgeving, terwijl een groep van 7000 personen (uit
het deel van Geldersch Veenendaal, dat tot de gemeente Ede behoorde) per trein
zou worden vervoerd naar het westen.
Telegrammen voor de burgemeesters van de vluchtoordgemeenten lagen ge
reed op het postkantoor te 's-Gravenhage en konden op een enkele telefonische
aanwijzing van de O.L.Z. worden verzonden.
Op 10 Mei lagen in de afvoerhavens de schepen voor transsport met de sleep
boten gereed.
Voor de gemeenten, die tot de verschillende gebieden behoorden, wordt ver
wezen naar Bijlage A VII.
De autoriteiten belast met het militair gezag, waren bij de voorbereiding en de
uitvoering vanzelfsprekend ingeschakeld. Zij waren het, die op grond van ver
schillende besprekingen de te ontruimen gebieden hadden vastgesteld volgens
daartoe gegeven richtlijnen en wanneer de evacuatie werd gelast, gaven zij de
daartoe nodige berichten aan de commissarissen afvoer burgerbevolking en de
burgemeesters door, waarop de voorbereidingen in uitvoering gingen.
Voor de Valleistelling waren op enkele plaatsen afsluitlijnen ontworpen, die bij
het uitbreken van de vijandelijkheden door troepen zouden worden bezet, ten
einde te voorkomen, dat de bevolking op eigen gezag door de stellingen zou gaan
wegtrekken en de operatiën zou bemoeilijken.
Voor de afvoer van gestichtsbevolking was voorzien het gebruik van een ambu-
lancetrein, van vaartuigen, autobussen, ziekenauto's, ambulance-auto s en vracht
auto's.
Voor de afvoer van vee gold het beginsel, dat zoveel mogelijk vee binnen de
Vg.Holland moest worden gebracht.
Aangezien te verwachten was, dat van de hoofdwegen en overgangen over de
rivieren en kanalen geen gebruik zou kunnen worden gemaakt, werd het vervoer
langs binnenwegen geleid en waren op het Oostfront-Vg.Holland een aantal nood-
overgangen voorbereid, o.m. over het Merwedekanaal en de Vecht, in de Bijlage
A VII overgangsplaatsen genoemd. De veevervoeren over grote afstanden moesten
hoofdzakelijk te water plaats hebben.
Er was een afzonderlijke veevloot van 86 voor veevervoer ingerichte kempenaars
gereed gelegd in de afvoerhavens, die na de evacuatie-vervoeren tot 120 zou moeten
worden uitgebreid. Deze maatregel heeft zijn grote nut bewezen, toen, tegen de
verwachting, op 10 Mei de veeafvoer tegelijkertijd met de afvoer van de burger
bevolking moest plaats hebben.
Zoveel mogelijk was er naar gestreefd, de afvoerhavens voor bevolking en vee
gescheiden te houden.
Door de afzonderlijk gereed gehouden veevloot en de afzonderlijke orgamsaties
zijn de beide afvoeren gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd, doch de omstandig
heden en militaire maatregelen hebben, zoals zal blijken, op vele plaatsen tot een
van de voorbereiding afwijkende gang van zaken gedwongen en de veevloot kwam
daardoor niet op de grotere sterkte, die men had gewenst. Ook is de belangrijke
34