In dit vak bevonden zich de kazematten G. 1, G. 2, S. 3, P. 3a, G. 4, S. 5, S. 6, G. 7, G. 8, P. 9, G. 10, P. 11. In de nacht van 10 op 11 Mei was 111-44 R.I., dat de voorbereide stelling front oost bij Echteld had bezet, verplaatst naar het Waalfront bij en oost van IJssen- doorn en met het aanbreken van de dag begonnen, dit ter verdediging in te richten. De bezetting daarvan werd uitgevoerd met twee voorcompagnieën, gegroepeerd met de frontlijn aan de Waal (o.m. in de steenfabrieken) en de tussenverdediging aan de Waaldijk, waar tevens drie sectiën zw.mitr. werden opgesteld. De reserve compagnie en een sectie zw.mitr. werden aanvankelijk opgesteld langs de Broek- dijksche weg, doch later werd ook deze sectie zw.mitr. naar de rivierdijk verplaatst. Op de zuidvleugel van 11-44 R.I. wijzigde de toestand zich tengevolge van het terugtrekken van Brig. B in dier voege, dat de Waaldijk frontlijn werd. Bij de voorposten in het Waalacces ontstond onrust, omdat tussen voorposten en frontlijn geen bewaking aan de Waal werd ingesteld en het gevaar bestond, dat in het land van Maas en Waal doorgedrongen vijand over de Waal in de rug van de voorposten doordrong. Het zou aanbeveling hebben verdiend, op de zuidoever van de Waal een waarschuwingsafdeling te posteren, hetgeen niet plaats had. 11-22 R.A. was in de loop van de nacht van stelling verwisseld naar het gebied ten N. van de spoorweg en stond in de morgen van 11 Mei gereed om te vuren in de nieuwe hoofdrichting. In de loop van de dag werd, in verband met het in stelling komen van een Afdeling van VI Div. in het Ommerenveld, de vuursector zodanig verlegd, dat meer steun aan 44 R.I. kon worden verleend op het Waal acces. Nadat reeds een desbetreffend telefoonbericht was voorafgegaan, ontving C.- Brig. A in het begin van de middag het op blz. 52 en 53 vermelde bevel van de C.V., o.m. inhoudende, dat Brig. A onder bevel werd gesteld van C.-III L.K. en dat Brig. B ten N. en ten Z. van de Rijn, gedeeltelijk achter Brig. A, als veld- legerreserve zou legeren. Zoals uit het voorgaande bleek, kwamen in de loop van de namiddag berichten binnen van 6-1 R.H., die wezen op de aanwezigheid van vijand in de omgeving van Zetten en bij Hien-Dodewaard. Op last van C.-Brig. B had het personeel van grondmijnversperring Nr. 3 zich reeds 11 Mei 3.00 bij C.-44 R.I. gemeld. Daar de bediening van de versperring slechts op de Z. oever kon plaats hebben en het personeel daar niet meer was, werd met toestemming van C.-44 R.I., ten onrechte de ontstekingsinrichting ver nield, waardoor de versperring niet meer aan haar doel kon beantwoorden. Het personeel en de vaartuigen werden op Tiel gedirigeerd. Op last van de C.V. werden later echter de ontstekingsinstallaties weder bruik baar gemaakt en de kazemat te Druten door twee man (vrijwilligers) bezet, terwijl de commandant en vier man te Ochten beschikbaar bleef. In de middag was de versperring weer bruikbaar. In de loop van de dag kwam III-6 R.I. een deel van het aan III-44 R.I. gren zende Waalvak, dat bezet was door 1-32 R.I. van Brig. G, overnemen en C.-6 R.I. 569

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 595