C.-IV Div. wenste nog niet tot vernieling over te gaan, aangezien hij verwachte, dat de tegenaanval succes zou hebben. De brug werd op last van C.-IV Div. door het brugdetachement Nr. 9 van het Bataljon spoorwegtroepen voor gewoon verkeer ingericht, hetgeen onder artillerie vuur is uitgevoerd. Bij de regimenten had op 12 Mei nog het volgende plaats. Berichten over gedaalde parachutisten werden steeds menigvuldiger en dien tengevolge werden veel patrouilles voor opsporing daarvan en groepen voor be waking van commandoposten aangewezen, zonder dat ook maar een parachutist werd gevonden. Voor de voorposten bij 3-1-44 R.I. bij De Tempel werden in de vroege morgen lichtschijnsels waargenomen, waarop met mitrailleurs werd gevuurd. Artillerie vuur werd aangevraagd door C.-44 R.I. en te 5.10 door 11-22 R.A. afgegeven. Het werd echter op last van C.-Brig. A beëindigd, daar deze, ter voorkoming van te vroege demaskering van de artillerie, de vuuropening in eigen hand wenste te houden. Intussen hadden de vuren tot resultaat gehad, dat de vijand hals over kop De Tempel ontruimd had, met achterlating van enige gesneuvelden, een stuk pag. van 3.7, ongeveer 100 projectielen, wapens, een vrachtauto met munitie, kleding, levensmiddelen en een 20 tal rijwielen. De buit werd binnengehaald en het kanon werd bij de voorposten opgesteld. In de middag werd bij Ochten een afdrijvende veerpont door de rivierbatterij door vuur tot zinken gebracht. In de namiddag werd wederom door de voorposten een verkennende Duitse groep wielrijders door vuur teruggedreven. Op last van de brigade-artilleriecommandant (B.A.C.) gaf 111-19 R.A. van 18.50-18.52 afsluitingsvuur bij De Tempel af, dat te 19.00 met een Bt. werd her haald 100 m verder en te 19.10 met een Bt. 50 m dichterbij dan het voorgaande. Vermoedelijk berustte deze afgifte op een waarneming uit de achter de voorposten ingerichte waarnemingspost. In de late avond te 22.30 meenden de voorposten, dat de vijand zich voor een aanval gereed stelde. Zij leidden dit in het nachtelijk duister af uit het feit, dat zij werden beschoten. C.-44 R.I. vroeg weder afsluitingsvuur, doch de brigade-commandant was van oordeel, dat er voor dit vuur nog geen reden was 1). De gang van zaken bij de voorposten is uit de gegevens niet nauwkeurig te reconstrueren. Nadat er gedurende de duisternis geruime tijd hevig was gevuurd en vijandelijk vuur uit verschillende richtingen was ontvangen, zond de voorpostencommandant een bericht aan C.-44 R.I., dat er vijand zat in front, op de noordvleugel en in de rug. 573 De brigadecommandant te Aalst kon moeilijk de toestand bij de voorposten beoordelen. Waarvoor bestond het systeem van rechtstreekse steun anders, dan om de onderdelen in voorste lijn snel bij de eerste aanraking met vijand te helpen?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 599