maatregel tot het later weder bij de eigenaars terugbezorgen van het eigen vee,
nl. het merken en registreren, door de snelle gang van de gebeurtenissen op 10 Mei
op vele plaatsen in het gedrang gekomen.
Opgemerkt zij voorts, dat uit de geïnundeerde gebieden van de stellingen van
het Veldleger en van het Oostfront-Vg.Holland het vee reeds vroeger was afgevoerd.
In hoeverre de evacuatie van de burgerbevolking en de afvoer van vee zijn
kunnen worden uitgevoerd, zal zeer in het kort bij de beschrijving van de operaties
worden medegedeeld.
h. SAMENVATTING VAN DE TOESTAND BIJ HET
UITBREKEN VAN DE OORLOG
De toestand bij het uitbreken van de oorlog was dus de volgende.
Noord van de maas
De Groepen Maas-Waal en Betuwe van de S.B. en de troepen, onder bevel van
de T.B.O., bevonden zich in verhoogde graad van strijdvaardigheid, met opdracht,
op 10 Mei te 3.00 volledige graad van strijdvaardigheid te hebben ingenomen. De
lichte troepen bevonden zich in het gebied tussen de S.B.-troepen en de stellingen.
Ten N. van de Rijn waren de lichte troepen zodanig gelegerd, dat zij hun
oorlogstaak twee uur na ontvangen bevel konden aanvangen.
De grote eenheden, bestemd voor de verdediging der stellingen, waren geheel
achter de frontlijn gebracht en de wegen door de stellingen waren afgesloten.
Zij hadden in de avond van 9 Mei opdracht ontvangen, op 10 Mei te 4.00 (Brigs. A
en B) resp. 5.00 (II en IV L.K. en Brig. G) in de graad van strijdvaardigheid 3 te
zijn, hetgeen betekende, dat de voorposten en de frontlijn zouden zijn bezet, doch
nog geen volledige stellingbezetting zou plaats hebben.
Zuid van de maas
De Maasbataljons en de troepen, bestemd voor de Peel-Raamstelling, bevonden
zich in de toestand van verhoogde strijdvaardigheid met de opdracht, te 10 Mei
3.00 volledig strijdvaardig te zijn.
Ill L.K. en Lt.Div. waren gelegerd in rayons, die het mogelijk maakten, na
korte tijd de terugtocht over de Maas aan te vangen. De bruggen voor het over
schrijden van de rivieren waren gereed.
Voor Noord-Limburg was op 9 Mei te 22.30 bevolen, dat ten oosten van de
Maas de verhakkingen moesten worden gesteld.
De voorbereidingen voor de vernielingen waren in zodanige staat, dat deze op
het eerste sein konden worden uitgevoerd. De bruggen over de Maas en de Waal
bij Hedel, Heusden, Keizersveer en Zalt-Bommel waren wel van springlading
voorzien, doch de slagsnoerleidingen waren niet aangebracht.
De luchtstrijdkrachten en de luchtverdedigingsorganen hadden bevelen, die de
hoogste paraatheid verzekerden.
35