gestelde peloton van 6-1 R.H. op verkenning gezonden, dat te 17.00 berichtte, dat
vijandelijke pantserwagens van Zetten naar Andelst trokken.
In de omgeving van de P.K. te Opheusden viel regelmatig vijandelijk artillerie
vuur. In verband daarmede werd de toren door 9 C.Pn. opgeblazen, waarna het
vuren ophield.
Na 17.30 werd uitvoering gegeven aan het reeds eerder genoemde bevel van de
brigade-commandant en aan C.-3-II opgedragen, stelling te nemen tussen Den
Ambtse en 500 m ten W. van de spoorweg, met twee sectiën van 2-III als reserve
ter hoogte van de noordelijke Poort.
Mijnen werden op de spoorbrug gelegd, die voorlopig niet scherp werden ge
steld.
Bovendien gaf de R.C. opdracht, een aantal zw.mitr. in de hws. ten O. van
Den Ambtse front-noord op te stellen.
Te zamen met M.C.-I-46 R.I. werd dus langs de gehele Rijndijk van de voor
posten tot 500 m ten W. van de spoorbrug een vuurfront gevormd.
Te 19.45 werd een Nederlands vliegtuig bij de voorposten afgeschoten.
Aan 1-22 R.A. werd te 16.00 opdracht gegeven voor de voorbereiding van een
vuur in het vak van IV Div. tussen de Grebbesluis en de stoplijn van 8 R.I.
Duitse troepen in de Betuwe
Op blz. 565 werd medegedeeld, dat op 11 Mei in de Betuwe optrad de Gruppe
Brückner, bestaande uit de Pantzerjagerabt. 207 (min een sectie) en een eskadron
wielrijders.
Uit het dagboek van de 207e Divisie blijkt, dat de Gruppe op 12 Mei werd
versterkt met II/I.R. 374 en 5/A.R. 207, dus met een bataljon infanterie en een
batterij artillerie, die met boten over de Rijn werden gezet. Aan de comman
dant werd, na voorafgaand radiobevel, te 8.35 (Ned. tijd) een schriftelijk aanvals-
bevel gezonden, inhoudende, dat op 13 Mei door een aanval de troepen in de
Betuwestelling moesten worden gebonden, c.q. over Ochten in de richting Lienden
moest worden gestoten.
d. DE VERDEDIGING OP 13 MEI 1940
1. Vak ochten
De gegevens zijn van dien aard, dat het moeilijk is, de gang van zaken in de
juiste chronologische volgorde te reconstrueren.
Uit de beschrijving van de gebeurtenissen op 12 Mei bleek reeds, dat de voor
posten in de vroege morgen van 13 Mei door de Duitsers werden verdreven.
De berichten van de voorposten kwamen vertraagd door en de reactie in de
vorm van artillerievuur kwam dientengevolge laat.
Dit was mede het gevolg van de omstandigheid, dat de brigade-commandant
huiverig was, de artillerie-opstellingen te vroeg door vuur te demaskeren en, in
575
(Zie schets/kaart Nr. C. 22)