ning moest worden gehouden met een aanval uit het oosten, doch dat de hoofdtaak front-zuid bleef. Te 15.47 gaf 111-19 R.A. het bevolen vuur op de frontlijn af. Projectielen troffen de aldaar in de frontlijn aanwezige delen van 2-II-44 R.I. (waar in het geheel geen vijand door de frontlijn was gedrongen) en tevens de compagnie, die zich voor de aanval noord-zuid gereed stelde. Hiervoor was aangewezen de helft van 2-1 met een sectie van 1-1, onder bevel van C.-2-I. Er vielen geen slachtoffers; de compagnie ging, vermoedelijk omstreeks 16.00 a 17.00, onder hevig vuren ten aanval voorwaarts en bereikte de noordrand van Ochten. Een en ander had bij 1 en 3-II de nodige consternatie gewekt en enige onderdelen vloeiden terug. C.-2-I kwam ten slotte in de cp. van C.-l-II, wist met veel moeite telefonisch contact met C.-44R.I. te verkrijgen, deelde de toestand mede en ontving bevel, terug te keren. Intussen was het terugtrekken van enkele groepen infanterie bij een batterij van 111-19 R.A. oorzaak van een drama. De Bt.C. berichtte, dat de vijand voor de stelling stond en dat eigen infanterie terugtrok. De stukken werden onbruikbaar gemaakt en de batterij werd verlaten. Later, toen een en ander een misverstand bleek, werd de batterij weer bezet. Vermoedelijk onder invloed van de aanval van 2-1-44 R.I. en van de verschil lende geruchten kwam bij 3-II-44 R.I. een bericht binnen (dat afkomstig heette te zijn van de B.C.), inhoudende, dat moest worden teruggetrokken op de Heuning- straat. Hieraan werd uitvoering gegeven, doch het bericht bleek onjuist en de compagnie kon met veel moeite weder op haar plaats gebracht worden. Een en ander was oorzaak, dat C.-44 R.I. een bericht zond aan C.-Brig. A, dat de frontlijn bij 44 R.I. ineenstortte, dat de bezetting van 111-19 R.A. de stellingen had verlaten en dat 111-44 R.I. was teruggetrokken. Waar dit laatste op steunde is een raadsel, want bij 111-44 R.I. was niets bij zonders gebeurd. De le Compagnie had tijdelijk de plaats van 2-II ingenomen en was weder teruggekeerd, toen de tegenstoot van deze compagnie was afgelast. De B.C. had na de mededeling van C.-44 R.I. omtrent doorbreking van de hws. opstellingen doen innemen, c.q. inrichten, voor het brengen van vuur naar het oosten, doch een der C.Cn. had telefonisch contact weten te krijgen met C.-II- 44 R.I. en vernomen, dat van doorbraak geen sprake was. De oorspronkelijke opstellingen waren toen weder bezet. C.-Brig. A kreeg uit de onheilspellende berichten van C.-44 R.I. de indruk, dat de toestand bij 44 R.I. critiek werd. Hij stelde 111-33 R.I., dat voorzien was van rijwielen en te Ingen verbleef, ter beschikking van C.-44 R.I. en dirigeerde het bataljon naar de Heuningstraat, ten O. van IJzendoorn. Hij zond officieren uit om zich van de toestand bij 44 R.I. en 111-19 R.A. te overtuigen en de troepen terug te zenden naar hun opstellingen. Op bevel van C.-VI Div. is 1-7 R.A. van die divisie, op de berichten over het geen bij 44 R.I. gebeurde, ongeveer 90° van front veranderd en te 16.30 heeft 580

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 606