3. Samenvatting van de maatregelen van c.-brig. a De vernieling daarvan ressorteerde onder C.-IV Div. en 4 C.Pn. was met de uitvoering belast. Ongeveer 12.30 had C.-Brig. A telefonisch aan C.-IV Div. verzocht, de brug te doen vernielen, doch er gebeurde niets 1). Na enige tijd gaf de brigade-commandant opdracht aan C.-9 C.Pn., de brug te vernielen. De eerste poging werd gewaagd door een van de Groep Betuwe afkomstige opzichter van fortificatiën met drie geniesoldaten, die trachtten, de aan de middel ste boog aangebrachte lading te bereiken, teneinde een slagsnoerleiding aan te brengen. Door vuur van de noordzijde werd met moeite de eerste boog (van de zuidzijde af) bereikt, waarna met enige gewonden moest worden teruggetrokken. Enige tijd later werd een tweede poging ondernomen door een luitenant en 30 man van 9 C.Pn., die wilden trachten, een nieuwe lading aan te brengen. Daar de Duitsers thans het noordelijke landhoofd hadden bezet, mislukte ook deze poging. Er werd nu artillerievuur aangevraagd op het noordelijke landhoofd en 1-22 R.A. ontving opdracht, de spoorbrug met directe richting te beschieten. De Afdeling veranderde daarna van stelling, maakte front-noordoost en opende het vuur. Bij de linker-batterij liepen na enige tijd door te hoog vuurtempo alle vuur monden vast en met de beide andere batterijen werd daarna vuur afgegeven op de brug, teneinde te trachten, de lading te doen ontploffen, hetgeen mislukte. Vervolgens kwam het bevel voor de terugtocht en even vóór het vertrek verzocht de commandant van de middenbatterij toestemming om nog een laatste poging te mogen doen met nog uit de oude stelling aan te voeren projectielen. Dit werd hem toegestaan en na een aantal schoten werd met het laatste nog beschikbare projectiel de lading geraakt en ging de brug de lucht in (19.15). Ook C.-II-22 R.A. heeft opdracht ontvangen, vuur te brengen op Rhenen, de spoorbrug en Opheusden. Hieraan kon slechts met een sectie worden voldaan. Tot aan het terugtochtsbevel vielen er overigens geen bijzonderheden in Vak Resteren voor. Uit het voorgaande is gebleken, dat de maatregelen, welke de brigade-comman dant had genomen, er op neer kwamen dat, als gevolg van de noodkreten van C.-44 R.I., het reservebataljon, 111-33 R.I., ter beschikking van die R.C. werd gesteld, doch dat tegelijkertijd officieren werden uitgezonden, om ter plaatse de toestand na te gaan. 584 C.-IV Div. heeft de opdracht wel aan C.-4 C.Pn. verstrekt en deze heeft een bevel naar de vernielingsploeg gezonden, doch daar deze de brug had verlaten, is het bevel niet uitgevoerd. Het detachement van Bat.spoorwegtroepen, dat kennis kreeg van deze opdracht, is daarop naar Utrecht vertrokken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 610