De voornaamste bijzonderheden van de Kring Utrecht-Soesterberg waren van 10-13 Mei de volgende. Toen op 10 en 11 Mei III L.K. en Brig. B. over de Maas en de Waal trokken, kwamen de onderdelen van de Groepen Lek, Zaltbommel en Gorinchem tactisch onder bevel van C.-III L.K. Voor het onderhouden van verbindingen beschikte de kring over een militair telefoon- en radio-alarmnet (met radiodistributie). Slechts 10 Bt.Lu.A. te Rhenen was niet over de militaire centrale te bereiken, terwijl 10 en 115 Bt.Lu.A. (Gen- deren) niet op het radio-alarmnet waren aangesloten. Van de zoeklichten waren slechts de verkennende zoeklichten van iedere sectie aangesloten. Voorts bestonden er directe interlocale verbindingen met o.a. de vliegvelden Soesterberg, Gilze-Rijen en Hilversum, met het H.K.V., C.-Lvd. te 's-Graven- hage en de kringcommandanten te Rotterdam en Amsterdam. Voor verbinding met onderdelen in andere telefoondistricten was de beschikking verkregen over interlocale lijnen naar de rijkscentrales te Culemborg, Gelder- malsen, Zaltbommel, Gorinchem, Herwijnen en Heusden. Alle radio-telefoonlijnen van de verschillende onderdelen kwamen op het P.T.T. kantoor te Utrecht samen. Normaal waren deze aldaar aangesloten op de radio telefoonlijnen naar de Hilversumse zenders. Het was echter mogelijk, deze aan sluiting tijdelijk te onderbreken en in de plaats van de radiozenders een microfoon in te schakelen, die was opgesteld op het Hoofdluchtwachtbureau te Utrecht of op de staf van de luchtverdedigingskring. Hierdoor konden aan alle op het radio- alarmnet aangesloten onderdelen tegelijkertijd berichten worden doorgegeven, hetgeen practisch uitsluitend ten behoeve van de alarmering plaats had. Op 10 Mei was reeds de verbinding met 10 Bt.Lu.A. gestoord, terwijl na de verplaatsingen op 10, 11 en 13 Mei dikwijls de verbinding met de onderdelen ge ruime tijd was verbroken. De personeelsbezetting van de onderdelen was onvoldoende. Reeds vóór het uitbreken van de oorlog was het niet voldoende om een drieploegenstelsel te kunnen doorvoeren, waarbij één stuk werd bezet. Daar tijdens de oorlogsdagen alle stukken constant bezet moesten blijven, gaf het personeel spoedig blijken van oververmoeidheid. De (niet overal even goed doorgevoerde) dekkingen bij de batterijen en pelotons hebben er toe bijgedragen, dat het aantal gesneuvelden en gewonden niet meer bedroeg dan resp. 4 en 13. Op de eerste dag werden de onderdelen practisch niet aangevallen. De onderschatting van de Nederlandse afweer leidde tot zeer onvoorzichtig vliegen bij de Duitse transportvliegtuigen, met het gevolg, dat gevoelige verliezen konden worden toegebracht. De onderdelen hebben 111 vliegtuigen zien neerstorten. In hoeverre hierbij dubbeltellingen zijn medegerekend, valt niet na te gaan, doch volgens de krings commandant zijn met zekerheid 57 vliegtuigen door de onderdelen van de kring neergehaald, waarvan 34 op de eerste en 12 op de tweede oorlogsdag. 627

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 653