Na de eerste oorlogsdag hadden meer aanvallen op de onderdelen plaats en werden de opstellingen meer door Duitse vliegtuigen vermeden. In de aanvang werd te weinig zuinig met de munitie omgesprongen, zodat moest worden ingegrepen. Door de Btn. Lu.A. van 7.5 tl. zijn 4062 projectielen verschoten, door die van 6 cm tl. 3173 projectielen, terwijl de Pels.Lu.Mitr. ongeveer 100 000 patronen hebben verbruikt. De vroeger wel geuite opvatting, dat de bediening niet de moed zou hebben om stukken-vuur af te geven, is gedurende de oorlogsdagen volkomen onjuist ge bleken. Door de Lu.A. is dit vuur bij herhaling met succes toegepast. Hoewel het kanon van 6 tl. niet voldeed aan de eisen, die men aan luchtdoel geschut moest stellen en het vuurleidingstoestel zijn onbruikbaarheid tijdens de oorlogsdagen heeft bewezen, zijn met dit verouderde geschut (zonder gebruik making van het vuurleidingstoestel) ver boven de verwachting gaande resultaten bereikt, die voor een groot deel waren te danken aan de onvoorzichtige wijze van vliegen van de Duitse transportvliegtuigen. Het met de Pels. Lu.Mitr. bereikte resultaat was gering, daar de mitrailleurs te geringe dracht en te kleine vuursnelheid hadden. De aanvoer van munitie naar de onderdelen had plaats van de opslagplaatsen te Halfweg en Vreeswijk voor de 7.5 tl., te Bijlmer voor de 6 tl. en te Halfweg voor de Pels Lu.Mitr. Het vervoer had vnl. bij nacht plaats en heeft niet gestagneerd, daar reeds in de avond van 10 Mei was begonnen met het aanvullen van de voorraad bij de onder delen, de wegen begaanbaar bleven, het burgertelefoonnet nog functioneerde en alle commandanten met grote energie de aanvulling ter hand namen. Het materieel heeft zich uitstekend gehouden en practisch konden alle storingen door het eigen personeel worden verholpen. De zoeklichten hebben weinig nut gehad. Hoewel de weersomstandigheden gunstig waren, vlogen de Duitse vliegtuigen hoofdzakelijk overdag. Nachtelijke aanvallen zijn niet voorgekomen en bij duisternis is geen schot door de batterijen gelost. Op 11 Mei werd aan de zoeklichtafdelingen bevel gegeven, boven 1600 m hoogte en onder 300 m hoogte overkomende vliegtuigen niet te beschijnen. Slechts wanneer het te beschermen doel werd aangevallen of wanneer vlieg tuigen tussen 300 en 1600 m hoogte overvlogen, zodat ook de mitrailleurs uit werking konden hebben, mocht worden geschenen. Tevens werd er de aandacht op gevestigd, dat de zoeklichtbedieningen door hun verspreide opstelling zeer geschikt waren voor het bestrijden van parachutisten. 628

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 654