Groep Naarden:
Het St.K. en de Vbd.A.-Oostfront waren gevestigd te Gouda. Aldaar bevonden
zich bovendien het Depot wielrijders en het Bataljon wegentroepen.
Onder rechtstreeks bevel van C.-Oostfront stonden de infanteriekaderschool van
het Oostfront te Naarden en de artilleriekaderschool te Utrecht.
In het gebied van het Oostfront bevond zich een deel van de organen van de
luchtverdedigingskringen Utrecht-Soesterberg en Amsterdam, waarmede C.-
Oostfront echter geen tactische bemoeienis had. C.-Luchtverdedigingskring
Utrecht-Soesterberg stond onder bevel van de C.V.
Het Oostfront was niet afgebouwd. Van het begin van de mobilisatie in Sept.
1939 af was gewerkt volgens de daartoe in vredestijd ontworpen plannen en, toen
het Oostfront niet meer in eerste instantie voor de verdediging was bestemd en de
troepen voor het grootste deel vertrokken, werden, behalve voor de Groep Mer-
wede, geen gelden meer toegestaan en bleven de niet gereed zijnde werken on
voltooid.
De vredesvoorbereiding hield rekening met het in oorlogstijd bouwen van ge-
vechts- en afwachtingsdekkingen en de plannen hiervoor waren berekend op de
veiligheidsbezetting voor het geldende concentratieplan en de verbindingen. Ver
der konden deze niet gaan, aangezien men van te voren niet kon zeggen, hoe sterk
de bezetting zou worden bij verdediging van de Vesting Holland door het Veld
leger.
De uitgevoerde werken waren niet volgens dezelfde beginselen gebouwd als die
in de stellingen van het Veldleger, die geheel voor bepaalde troepensterkten waren
uitgewerkt en voor langdurige verdediging geschikt waren. Het bijzondere karakter
van het terrein op het Oostfront, de te stellen inundatiën en het feit, dat niet te
voren kon vast staan, welke sterkte aan troepen zou worden ingezet bij de verde
diging, speelden hierbij een rol. Een en ander verklaart de teleurstelling van de
troepen van het Veldleger, toen zij het Oostfront kwamen bezetten en daar geheel
andere stellingen aantroffen dan die zij hadden verlaten.
De inundatiën waren niet gesteld, met uitzondering van die vóór de Groep
Merwede ten Z. van de Linge en ten Z. van de Waal-Merwede.
Nadat op 9 April 1940 de derde inundatieperiode was gelast, was op 16 April
teruggekeerd tot de tweede periode.
Vóórdat de volledige inundatie intrad, moesten dus de derde, vierde en vijfde
periode worden bevolen.
De derde periode vormde de overgang tot en ging onmiddellijk vooraf aan de
feitelijke inundering. Daarbij werd overgegaan tot het inlaten van water in de
boezems tot boezemvoorbereidingspeil en op het inundatieveld tot voorbereidings-
peil, dat is zover, dat het water in de sloten werd opgezet tot het maaiveld.
De vierde periode betekende, dat het water in de boezems werd ingelaten tot
632
St.K., Vbd.A., 31 R.I. (min III), Detn. 5 kazemat Muiden-oost, Hakkelaarsbrug en fort Uiter-
meer, Det.V.L.S.K. Vaartuigendienst, Bewakingsdet. zender Huizen, Bewakingsdetn. noodlandings
terreinen Huizen en Bussum.
De Groeps C. was een res. luitenant-kolonel, oud-beroepsofficier.