In de avond van 11 Mei werd C.-Brig. G met het bevel over de Groep Merwede belast en werd deze Groep onder rechtstreeks bevel van de C.V. gesteld. De berichten over in de omgeving van Gouda gelande parachutisten namen een grote omvang aan. Bij de vele op initiatief van de Cn. uitgezonden patrouilles bleken de meeste van die berichten niet juist, doch de zenuwachtige stemming bij burgerij en bevolking nam toe. C.-Oostfront besloot, het onderzoek naar en bestrijden van parachutisten in één hand te leggen en belastte daarmede C.- Dep.Wr. Deze beschikte daartoe over het restant van het Dep.Wr., het Bat. wegentroepen, 2-III-36 R.I., 42 C.Mr. en op 14 Mei over 20 Dep.Inf., dat op 13 Mei van Laren naar Gouda was verplaatst. Uit deze troepen werden tevens de 9 kantonnementswachten en de politiewacht te Gouda geleverd. C.-Dep.Wr. deed 20 motoren met zijspan, elk te bemannen met 3 man, gereed houden en de rest van het depot in wielrijdersafdelingen formeren. Bij het Bat. wegentroepen werden uit het personeel gevechtsgroepen gevormd, ter sterkte van een onderofficier en 12 man, bestaande uit personeel, dat in het gebruik der handvuurwapenen was geoefend, en bewakingsgroepen uit de daarin minder bedreven mannen. Op 12 Mei werd 1-1 R.H. te Vreeland op last van de C.V. weder naar Zeist ver plaatst, terwijl 2-1 R.H. te Haarzuilen in reserve werd genomen, in verband met de ongeregeldheden in Utrecht. De O.L.Z. zond het 4e Peloton van 2 E.Paw. om dezelfde reden van 's-Gravenhage naar Utrecht. Op 13 Mei werd 111-25 R.I., voor zoveel nog bij V Div. aanwezig, ter beschik king van C.-Oostfront gesteld. Dit gedeelte en tevens 2-III-25 R.I., die de brug bij Vianen bewaakte, werden ter beschikking van C.-Groep Utrecht gesteld. 1-III-25 R.I. bleef in de Groep Lek bij de Diefdijk. 11-14 R.I. werd van VI Div. per auto naar de Groep Utrecht verplaatst. C.-Oostfront ontving te ongeveer 17.00 mededeling van de voorgenomen ver plaatsing van het Veldleger naar zijn front. Hoe deze mededeling hem heeft be reikt, is niet meer na te gaan, doch op grond hiervan heeft hij bevelen gegeven aan de Groeps Cn., de legering en verpleging van een bepaald aantal militairen voor te bereiden (Utrecht bv. 20 000 man), terwijl er in werkelijkheid sprake was van een gedwongen terugtocht met de kans, dat het Veldleger met de vijand op de hielen zou aankomen, doch in ieder geval met de noodzaak, onmiddellijk het Oost front te gaan verdedigen. b. INUNDATIES EN AFVOER BURGERBEVOLKING EN VEE Als gevolg van de gebeurtenissen bij de Grebbeberg, waar de Duitsers reeds in de middag van 12 Mei in de hoofdweerstandsstrook waren doorgedrongen, werd de volledige inundatie op het Oostfront bevolen. Het bevel voor het inunderen tot voorlopig peil (3e en 4e periode) kwam te ongeveer 17.15, toen juist alle inundatieofficieren te Utrecht in een bespreking 636

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 662