ter plaatse bleef, waartegen de B.C. geen bezwaar had. De brigadecommandant gaf last, prikkeldraad tussen de versperringen aan te brengen en tijdens dat onder houd werden de railversperringen voor de hellingen van de Lekdijk uit Vreeswijk aangevoerd, die terstond werden geplaatst. C.-Brig. B vertrok daarna naar Vrees wijk. Nadat met grote tussenpozen geweer- en mitrailleurvuur in het voorterrein was gehoord en patrouilles dit niet hadden kunnen ophelderen, begon er te ongeveer 11.15 artillerievuur in het voorterrein te vallen, dat 45 minuten aan hield. Nadat dit was opgehouden, gaf de B.C. aan een luitenant de opdracht, met een patrouille te gaan verkennen. Deze opdracht werd niet uitgevoerd, daar het artillerievuur werd hervat, thans op de stelling, waarna de luitenant zijn patrouille met grote snelheid in westelijke richting uitvoerde op het gerucht, dat de (eigen) M.C. zich had overgegeven. De B.C., die juist naar de opstelling van zijn reserve was geweest, had bij de terugkeer bij het losbarsten van het 2e artillerievuur dekking gezocht in een be tonnen schuilplaats, die hij van dat ogenblik af als zijn cp. bestemde en waarheen hij de telefoonverbinding deed aanleggen. Terwijl hij daar stond, kwam de luite nant, die de patrouille had moeten maken, in grote haast voorbij en riep, dat de M.C. zich aan de vijand had moeten overgeven, dat de rest van het bataljon in een tang zat en op de vlucht sloeg. De B.C. ontdekte toen, dat reeds meerdere mannen vóór de luitenant uit zich naar het westen spoedden, die op zijn sommatie niet stopten. Hij wist een gedeelte daarvan echter verder westelijk tot staan te brengen en deed het fort Honswijk, waar hij niet ver meer van af was, waarschuwen. Zijn beide officieren van gezondheid, die hij westelijk van zijn cp. aantrof en die hij opdracht gaf, verder in de richting Honswijk teruggetrokken personeel te gaan opsporen, zetten hun opsporingstocht tot Utrecht door en keerden eerst na de capitulatie terug te Vreeswijk (waar het bataljon toen niet was). Een aantal militairen van het bataljon is eveneens gevlucht, waaronder twee luitenants van 2 C.Pag., die met medeneming van twee stukken verdwenen, ver moedelijk langs de Achterdijk, en niet terugkeerden. Het stuk op de Lekdijk, onder bevel van een korporaal, bleef echter ook onder het artillerievuur op zijn plaats. Later in de middag bleek, dat ook de mortieren waren verdwenen. De luitenant, commandant dezer beide sectiën, was op eigen gezag met deze sectiën vertrokken bij het begin der tweede artillerie-beschieting, onder achterlating van een groot aantal projectielen. Bij de B.C. vervoegde zich, toen hij zich tussen fort Honswijk en de Groeneweg bevond, een kapitein van 11 G.B. uit fort Honswijk in een motor met zijspan, die daarop met grote snelheid naar voren reed. Vervolgens kwam in een vrachtauto aanrijden de kapitein van het K.N.I.L. van Staf-Brig. B, die opdracht had, met een aantal marechaussees de brug bij Culemborg te gaan heroveren. Met dit detachement ging de B.C. mede, enig verzameld personeel mede naar voren nemende. Onderweg vonden zij de kapitein van 11 G.B. en de aalmoezenier bij een groep vluchtelingen uit de voorste lijn, die konden worden bewogen, naar 681

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 707