gonnen, kwam het bevel, dat het Merwedekanaal moest worden bezet. Voor de
bezetting in voorste lijn werden II en III aangewezen, terwijl I werd bestemd voor
bezetting van de stoplijn. Uit de gevechtsberichten blijkt echter, dat deze bezetting
nog niet is uitgevoerd en dat de troep tot ver in de namiddag rustte.
Daarop kwam bevel om de frontlijn van het Oostfront te gaan bezetten, ter uit
voering waarvan C.-II-22 R.I. opdracht ontving, fort Vechten en omgeving te
verdedigen. Bij aankomst bleek, dat zich daarop een onderdeel van 21 R.I. bevond,
dat het fort niet wilde verlaten. Terwijl hierover besprekingen met C.-21 R.I.
werden gevoerd, werd de capitulatie bekend.
I en 11-22 R.I. waren nog in opmars naar het hun toegewezen stellingvak bij
de Lunetten, toen de capitulatie bekend werd.
Bij 15 R.I. (zie blz. 482) verliep de terugtocht vrij regelmatig. De voorposten
compagnie, voor zoveel deze nog in het voorterrein was, had geen verbinding meer
met de hws. en de C.C. heeft geen enkel bericht omtrent de terugtocht ontvangen.
In de vroege morgen van 14 Mei ontdekte hij, dat de voorposten van 21 R.I., het
nevenregiment, waren verdwenen en daarna, dat de hws. van 15 R.I. was verlaten.
Hij is toen met het restant van zijn compagnie op mars gegaan, doch viel te Wou
denberg in handen van de vijand.
Het regiment bereikte het aangewezen gebied Bunnik-Vechten, waarheen
kwartiermakers waren vooruitgezonden, te 3.00 en werd, na te zijn ondergebracht,
te 5.30 gealarmeerd, om het Merwedekanaal te gaan bezetten tussen Huis De Geer
en Liesbosch.
Het marcheerde daarheen, doch voor zoveel uit de gevechtsberichten valt af
te leiden, is dat kanaal niet meer bezet. Wel zijn verkenningen uitgevoerd, waarbij
bleek, dat het kanaal geheel ongeschikt was voor de verdediging, hetgeen C.-15 R.I.
aan C.-II Div. is gaan berichten. Voordat de verkenningen waren geëindigd, werd
bevel ontvangen, de frontlijn van het Oostfront in de omgeving van fort 't Hemeltje
te gaan bezetten.
Hiervoor werd volgens een verslag de groepering bevolen met een bataljon vóór
en twee in reserve, volgens een ander verslag twee bataljons vóór en één in reserve.
Uit de verslagen van de B.Cn. blijkt, dat geen der bataljons meer naar de front
lijn is opgerukt, daar intussen de capitulatie werd bevolen.
Zowel van 15 R.I. als van 10 R.I. werd, zoals reeds medegedeeld, een hoofd
officier aangewezen, om als parlementair naar voren te gaan, die elkaar bij Houten
ontmoetten, doch geen hunner is in contact met Duitse officieren gekomen.
Voor de artillerie had de D.A.C. bevolen, dat van 1-4 R.A. en II-8 R.A. elk
twee stukken moesten worden achtergelaten met een grote hoeveelheid munitie,
teneinde door vuur de aftocht te maskeren.
Bij 1-19 R.A., dat niet over tractie-middelen beschikte, moest de noodzakelijkste
bediening worden achtergelaten, teneinde enige opgegeven vuren af te geven en
daarna moesten de vuurmonden worden onbruikbaar gemaakt.
693