hiervoor een tijdstip na het invallen van de duisternis, doch vóórdat het zover was, vernam hij de capitulatie. II-8 R.A. volgde, met achterlating van een sectie, zoals was bevolen, de ook voor 22 R.I. voorgeschreven marsweg over station Driebergen naar Odijk, waar de Afdeling te 3.00 aankwam. Als legeringsgebied was Houten aangewezen, doch de vooruitgezonden wielrijders-afdeling kon, daar 10 R.I. bezig was met inkwartiering, door gebrek aan plaats geen onderdak vinden. Zij reed door naar Bunnik, over nachtte daar in een kerk, raakte het contact met de Afdeling kwijt en kwam eerst enige dagen later daarbij terug. De Afdeling (zonder de wielrijders) was ondergebracht in Oud Wulven bij Houten. Te 8.30 vertrok zij op bevel (advies, zegt de Afd.C.) van C.-10 R.I. naar de Taatsche Dijk (gem. Oudenrijn), langs welke dijk zij in aldaar aanwezige batterij stellingen in stelling kwam. Zoals reeds werd medegedeeld, waren de vuurmonden van de achtergelaten sectie onbruikbaar gemaakt. C.-II-15 R.A., die geen verbinding meer met chefs had, vernam van C.-22 R.I., die hij toevallig ontmoette, dat zijn Afdeling zich naar Utrecht moest begeven. De Afd.C. gaf hieraan gevolg, daarbij de kunstweg Leersum, Driebergen, Zeist vermijdend. Welke marsweg hij volgde, blijkt niet uit de gegevens. Bij de aan de terugtocht voorafgaande stellingverandering waren twee vuur monden vastgereden, die moesten worden achtergelaten. Op last van C.-Groep Utrecht kwam de Afdeling te ongeveer 6.00 in stelling in het Wilhelminapark te Utrecht, d.i. nabij de oostrand van de stad, 1 km ten Z.W. van het fort aan de Biltstraat. Daar werd echter van C.-II L.K. bevel ontvangen, in stelling te komen bij Hagestein, ten O. van Vianen, hetgeen te ongeveer 15.00 was uitgevoerd. Van 1-19 R.A. was te 20.00 de helft van de batterij bezettingen afgemarcheerd naar Bunnik, waar deze te 23.00 aankwam en met 15 R.I. vertrok. Met behulp van gevorderde en reeds aanwezige auto's was te voren alle munitie naar de batterijen gebracht. De achtergelaten bediening vuurde tot 3.45, maakte toen de vuurmonden onklaar en vertrok naar Bunnik, aankomst 5.30, vanwaar na overleg met C.-Groep Utrecht werd gereden naar de Hojelkazerne. Aldaar werd het personeel van de Afdeling en de munitie-colonne verzameld. Van l-II Bat.Pag. was op 12 Mei een sectie ingedeeld bij 11-11 R.I., terwijl de compagnie (min die sectie) op 13 Mei was ingedeeld geweest bij de tegenaanval. Dit gedeelte van de compagnie had stelling moeten nemen ten O. van Achterberg. In de middaguren was de compagnie medegezogen met de algemene terugtocht, was een stuk onbruikbaar gemaakt en kwam de compagnie (min een sectie) te Eist terecht. Vandaar is zij over Zeist en Utrecht naar Oudenrijn gereden, waar zij op 14 Mei te 0.45 aankwam. Wat er van de bij 11-11 R.I. ingedeelde sectie is terecht gekomen, is niet bekend. 695

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 721