Het peloton is daar gebleven tot 14 Mei 12.00. De aspergehindernis was achter de rug van het peloton gesloten, zodat het over Rhijnauwen terugkeerde; ook daar was de aspergehindernis gesloten, doch de Pel.C. slaagde er in, een brug er over heen te doen maken en zo met zijn peloton binnen te komen. Wij zullen nu weder de behandeling van de terugtocht van VIII Div. voort zetten. Toen C.-VIII Div. bij de C. van Groep Utrecht aankwam, vernam hij de ge wijzigde indeling, die meer gedetailleerd, het volgende inhield: 21 R.I. zou het gedeelte van de Groep Utrecht bezetten van en met het fort bij Vechten tot aan het fort Rhijnauwen met II-5 R.A. als rechtstreekse steun. 111-25 R.I. zou, na aflossing te Jutphaas, op het fort Vossegat legeren en als reserve onder bevel treden van C.-21 R.I. II-14 R.I. op het fort aan de Biltstraat en Griftenstein zou onder bevel treden van C.-16 R.I. en de C. van dit regiment zou het bevel voeren over het front gedeelte van en met fort Rhijnauwen tot en met fort Blauwkapel, waarbij een bataljon van 16 R.I. ten Z. van Griftenstein en een bataljon ten N. daarvan zou stelling nemen. De rechtstreekse steun zou door 1-5 R.A. worden gegeven. 5 R.I. zou het frontgedeelte van het fort Blauwkapel (niet inb.) tot aan de scheidingslijn met VII Div. bezetten. III-l R.A. zou worden belast met algemene opdrachten. Vermoedelijk zal deze Afdeling ook wel belast zijn geweest met de rechtstreekse steun in vak 5 R.I. Deze bezetting verschilde aanzienlijk van de oorspronkelijk bevolene. 5 R.I. kreeg er nu het grootste deel van het aanvankelijk voor 16 R.I. bevolen vak bij, terwijl 16 en 21 R.I. geheel om Utrecht stelling moesten nemen. Een en ander had tot gevolg, dat ook wijzigingen in de bevolen marswegen moesten plaats hebben, die echter slechts bij 16 R.I. tot uitvoering konden komen. De regimentscommandanten werden in het bezit gesteld van de nodige kaarten van het stellinggebied. Het organiseren van de verdediging leverde grote moeilijkheden op, daar de troepensterkte niet overeen kwam met de (noodgedwongen hypothetische) in deling in de Groep Utrecht, waarop vuurplans, kazemattenbouw e.d. waren ge baseerd. Bovendien hield het gehele verbindingsnet rekening met de bestaande Groeps- en Vakindeling, die niet overeen kwam met de divisie- en regimentsvakken en het kostte veel tijd, om dit net aan te passen aan de nieuwe toestand. Ten slotte bleek, dat de artillerie-onderdelen die in April van het Oostfront waren vertrokken, de vuurplans der artillerie hadden medegenomen, terwijl er geen artilleriecommandant was, die de D.A.Cn. kon oriënteren. Het hoofdbezwaar was wel, dat van de veiligheidsbezetting nog slechts de Groepscommandant aanwezig was. C.-VIII Div. vestigde zijn cp. in de oorspronkelijke cp. van C.-Groep Utrecht te Montfoort, die ontworpen was voor de bestaande Groepsindeling, doch nu geheel buiten het Vak van VIII Div. en in dat van II Div. kwam te liggen. Daar 703

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 729