21 R.I., van welk regiment het Ille Bataljon (min 1 en een S.zw.mitr.) op
10 Mei naar Zuid-Holland was gezonden, aanvaardde te 22.00 de terugtocht, onder
beveiliging van de voorposten (le Comp. en een sectie zw.mitr. van III), die later
per auto werden terugvervoerd en een half uur vóór het gros van het regiment,
te 4.00 Utrecht bereikten.
Omtrent het Ie Bataljon ontbreken gedetailleerde gegevens. Dit bataljon heeft
na de terugtocht, versterkt met de voorpostencompagnie, het fort bij Vechten en
de naaste omgeving bezet en had dit nog niet verlaten, toen de capitulatie bekend
werd (zie bij 22 R.I. van II Div.).
Ook van het lie Bataljon zijn de gegevens zeer schaars. Daaruit blijkt echter,
dat de mars over zandwegen langs de zuidrand van de Leusderheide voor de extra
zwaar beladen karren van de M.C. te moeilijk was, zodat deze compagnie uit elkaar
werd getrokken. Zij kon het tempo van het bataljon niet volgen en trok daarom
spoedig naar de kunstweg Woudenberg-Zeistzij bereikte Utrecht enige tijd, nadat
de overige onderdelen van het bataljon waren aangekomen, waarvan een deel nog
met auto's van IV Aut.Bat. was opgehaald.
Te Utrecht ontstonden allerlei misverstanden. C.-M.C. ontving een briefje met
opdracht, dat hij zich moest begeven naar de Hoogendijk bij fort Rhijnauwen. Een
burger bracht hem naar Hoogendijk, doch dit was ten Z. van fort Blauwkapel,
terwijl bedoeld was geweest de Hoofddijk ten N. van het fort Rhijnauwen. De C.C.
ging na aankomst bij Hoogendijk verkennen naar fort Rhijnauwen, ontdekte, dat
zijn compagnie daar niet moest zijn en bracht haar ten slotte naar het Wilhelmina-
park, waar de rest van het bataljon, doch zonder de 2e Compagnie, verzameld
was.
De le Compagnie, die als achterhoede van het bataljon was opgetreden, ontving
na aankomst op 14 Mei te 4.30 te Utrecht, te 6.00 opdracht, het fort Rhijnauwen
te bezetten, hetgeen werd uitgevoerd, terwijl voortdurende Duitse vliegtuigen in
de lucht waren. Vermoedelijk is dit een vergissing geweest, want de compagnie
keerde daarna terug naar Utrecht (Wilhelminapark) waar het bataljon verzamelde.
Daar heeft de B.C. opdracht gegeven voor de bezetting van het frontgedeelte
van het fort bij Vechten (niet inb.) tot het fort Rhijnauwen (niet inb.).
Bij de verkenning bleken de gereed zijnde kazematten met hangsloten afge
sloten te zijn, zonder dat men te weten kon komen, waar de sleutels waren. Andere
kazematten waren niet afgewerkt en in de zw.mitr.-kazematten waren de schiet
gaten te hoog voor de normale affuiten. Het schootsveld was vanzelfsprekend niet
opgeruimd en de inundatie nog niet zichtbaar.
De troep was uiterst vermoeid en moedeloos.
Door het bataljon is nog hulp verleend aan het gedeelte van 1-14 R.I., toen
dit uit de omgeving van Werkhoven terugtrok (zie blz. 719).
Resumerende valt uit de gegevens op te maken, dat de cp. van C.-21 R.I. was
gevestigd te Oud Amelisweerd, dat 1-21 R.I. het fort bij Vechten en omgeving heeft
bezet, 11-21 R.I. de stelling tussen het fort bij Vechten en het fort Rhijnauwen.
1-21 R.I. zou worden afgelost door 11-22 R.I. (van II Div.), doch dit had, toen
de capitulatie bekend werd, nog niet zijn beslag gekregen.
705