gebonden, zodat, ook indien op 14 Mei niet was gecapituleerd, op beschikbaar stelling van reserves uit Zuid-Holland niet yiel te rekenen. Ten Z. van de Lek dreigde in front weliswaar nog geen ernstig gevaar, begon zich in de namiddag van 14 Mei de verdediging te consolideren en zouden daar troepen kunnen worden vrijgemaakt, doch de rug van de onder bevel van C.-III L.K. staande troepen werd bedreigd door de strijd bij Dordrecht en indien de weerstand bij Rotterdam langer had geduurd, zou dit zijn terugslag op de strijd bij Dordrecht hebben gehad en zouden maatregelen voor versterking van het front van de Lt.Div. noodzakelijk zijn geweest, zodat uit dit gebied geen reserve voor het Oostfront ten N. van de Lek beschikbaar zou zijn gekomen. De door het Veldleger geleverde strijd heeft aangetoond, dat daar, waar de aan voering goed was, ook de troep zijn plicht vervulde. Echter werd duidelijk bewezen, dat het als gevolg van te korte oefentijd nood gedwongen gekozen selectie-systeem van reserve-officieren en dienstplichtig kader, gegrond op theoretische diploma's, onjuist was geweest. Het stemt tot voldoening, dat ondanks de fouten, die ons leger aankleefden, onder de geschetste omstandigheden de strijd om de Grebbeberg nog vier dagen heeft geduurd, niettegenstaande het gebrek aan luchtstrijdkrachten. De Duitse uitspraken zijn er om te bewijzen, dat de strijd hun hard viel. Reeds eerder werd uiteengezet, dat de artillerie bij IV Div. niet goed en niet voldoende is gebruikt, dat daarentegen II Div. er op 13 Mei in is geslaagd, de aan val van de 227e Div., die met steun van zes Afdelingen artillerie werd uitgevoerd, in eerste aanloop tot staan te brengen en dat de samenwerking infanterie-artillerie bij deze divisie zeer goed was. Al waren de factoren hier gunstiger en had men wat langer tijd gehad, zich op de oorlogsomstandigheden in te stellen, zo is dit feit toch wel de vermelding waard. Eveneens moet naar voren worden gebracht, dat de vele en veel omvattende ver plaatsingen binnen het Veldleger en tenslotte de terugtocht op de Vg.Holland, behoudens de niet te vermijden wrijvingen en onregelmatigheden, volgens de bevelen tot uitvoering zijn gekomen. Factoren, die een grote en belemmerende invloed op de operatiën hebben uit geoefend, vormden de geruchtenstroom omtrent overal landende parachutisten en de daardoor ontstane onrust, de vrees voor de vijfde colonne en de uit politieke tegen stellingen voortkomende onderlinge verdenking van verraad. Ten slotte dient er op te worden gewezen, dat het Veldleger zijn taak naar vermogen heeft vervuld. Dit was in de eerste plaats te danken aan de Commandant van het Veldleger, die gedurende de mobilisatiemaanden bij voortduring heeft gewezen op de ge varen, die dreigden en door zijn persoonlijke en stimulerende invloed heeft weten te bereiken, dat de vijand in goed verdedigbare stellingen kon worden afgewacht. Hij werd daarbij krachtig gesteund door zijn onder commandanten, die, ieder in zijn ressort, hebben gedaan, wat mogelijk was. 729

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 755