732
d. Het Lingefront van de onderwater zettingen van de Groep Merwede af tot en met Tiel ten
behoeve van organiek III L.K. (min zes bataljons); dit korps wordt op mijn nader bevel
- doch eerst na het intreden van den oorlogstoestand - versterkt met drie bataljons van
het O.front van de Vg.H. en twee bataljons van den T.B.F., welke troepen bestemd zijn
ter gedeeltelijke vervanging van de in de Peel-Raamstelling achtergelaten bataljons.
Omtrent de onder c. en d. genoemde zes bataljons van de Vg.H. en den T.B.F. verzoek
ik U, mij de gewenschte plaatsen van beschikbaarstelling reeds nu te berichten.
De onderwaterzettingen voor de Lingestelling worden door mijn zorg voorbereid en
- na het intreden van den oorlogstoestand - gesteld.
5. In de Groep Merwede blijft de thans reeds aanwezige bezetting, bestaande uit 23 R.I., 13 R.A.
en 24 Afd.A. Zij blijft tot nader order onder bevel van C.Vg.H.
De Groep Merwede is rechts aangeleund aan het Zuidfront van de Vg.H., onder bevel van
C.Vg.H.; de thans aanwezige bezetting zal op mijn nader bevel, doch eerst na het intreden van
den oorlogstoestand, worden versterkt met 3 G.B., 6 G.B., een Brigade-staf en zes bataljons
van het O.front, benevens 14 R.A. en 23 R.A., waarbij ingedeeld 1-17 R.A.
6. De veiligheidsbezetting van het O.front van de Vg.H. (Noord van de Groep Merwede), bestaande
uit zes bataljons zonder artillerie, t.w. Groep Naarden twee Bats., Groep Nieuwersluis één
Bat., Groep Utrecht twee Bats. en Groep Lek één Bat. komt - evenals de Groep Merwede -
op mijn nader bevel, doch eerst na het intreden van den oorlogstoestand, onder Uwe bevelen.
Ik machtig U, voor wat betreft de taak en de opstelling van deze veiligheidsbezetting, reeds
nu aanwijzingen aan C.Vg.H. te doen toekomen.
7. De Lvd. Kring Utrecht/Soesterberg stel ik met ingang van 8 April a.s. onder Uw bevel.
Verplaatsingen mogen echter alleen met mijn machtiging worden uitgevoerd.
8. I L.K. blijft algemeene reserve in mijn hand en komt op mijn last, doch eerst na het intreden
van den oorlogstoestand in het rayon Woerden-Bodegraven-Oudewater-Lopik-IJsselstein-
Oudenrijn-Woerden.
Lt.D. wordt algemeene reserve in mijn hand in het rayon Amsterdam-Haarlem-'s-Graven-
hage-Amsterdam
9. T.a.v. het teruggaan der troepen sub 3 stel ik de volgende richtlijnen vast.
a. VI Divisie (incl. St. en één Bat.-29 R.I.) maken gebruik van de bruggen bij Oijen, Tiel,
het Wild en Zaltbommel, alsmede c.q. over bruggen of veerdiensten, welke de D.E.V. op
Uw aanvrage ter beschikking zal stellen, terwijl de geheele Divisie in één nacht tot ten
Noorden van de Waal moet worden teruggenomen.
b. V Divisie maakt gebruik van de bruggen bij Hedel, Zaltbommel, Heusden, Brakel en
Zuilichem en van den dam bij Neer-Andel, terwijl deze Divisie in één nacht moet zijn
teruggegaan tot ten Noorden van de Maas.
c. Lt.D. gaat in één nacht terug tot ten Noorden van de Bergsche Maas en het Hollandsch
Diep, waarbij de cavalerie en wielrijders gebruik zullen maken van de brug bij Drongelen,
de gemotoriseerde onderdelen van de brug bij Moerdijk.
De marsch van de Lt.D. ten Noorden van de Bergsche Maas en het Hollandsch Diep
naar het legeringsrayon sub 8 zal door mijn zorg worden geregeld. Ik verzoek U evenwel,
de legering van de Lt.D., na den eersten nacht in overleg met C.Vg.H. te regelen en voor
te bereiden.
d. 3 G.B. en 6 G.B. gaan zoo spoedig mogelijk zelfstandig terug met de hun thans ter be
schikking staande vervoermiddelen, respectievelijk naar Willemstad en Moerdijk. Zij ont
vangen hier nadere bevelen van C.-Zuidfront Vg.H. (Zie punt 5).
e. Brigade B (min St., I, II-29 R.I.) zal de stelling in het land van de Maas en Waal blijven
bezetten tot de voortgang van den terugtocht van III L.K. het mogelijk maakt, deze Brigade
over de brug bij Tiel tot achter het Waalfront terug te nemen. Dit zal eerst geschieden op
mijn nader bevel. Ik verzoek U - indien dit oogenblik naar Uwe meening is aangebroken -
mij zulks onverwijld te melden.
10. Het teruggaan sub 9 zal worden beveiligd door de achterblijvende bezetting van de Peel-
Raamstelling, t.w. de Peel-Divisie (min II-l R.W. en K.R.A.), één Bat. per Regimentsvak
van V en VI Div. en één Bat.-29 R.I., met G.B J. als reserve.
Het defensieve vermogen van deze stelling moet worden opgevoerd door het voltooien van
de thans onder handen zijnde werken en door het leggen van een zeer groot aantal landmijnen.