De C.V. deelde aan C.-II L.K. mede, dat hij C.-IV Div. persoonlijk verant woordelijk stelde voor het behoud van de stelling 1). C.-II L.K. deelde de C.V. in de late avond nog mede, dat de voorposten- opstelingen zouden worden hernomen 2). De indruk van de C.V., zoals hij die telefonisch aan de Ch.St.Landmacht mededeelde, was, dat, indien de weerstand in de hws. niet groter zou zijn, de vijand door de stelling heen zou stoten. De (onverwacht) snelle val van de voorposten en het geringe aantal reserve troepen achter de IV Div. was in de late avond van 11 Mei voor de C.V. aan leiding, delen van Brig. B over de Lek te doen gaan. Deze brigade was (zie Onderdeel B) in de loop van de dag, met het laatste onder deel te ongeveer 17.00, na flinke dagmarsen in het haar aangewezen rayon aan gekomen. De staf bevond zich te Amerongen op het oude St.K. van C.-IV Div., waar een telefoonaansluiting met C.-II L.K. aanwezig was, zodat de C.V. de brigadecommandant via St.K-II L.K. kon bereiken. Te Amerongen bevonden zich tevens St.-26 R.I. (voorm. St.-Groep Maas- Waal),.!^ R.I. (rond honderd man), 10 C.Pn., 10 M.C. en 29 C.Pag.11 G.B. legerde te Zoelmond; 24 R.I. (min III) en 1-16 R.A. legerden te Maurik, 111-24 R.I. en 11-16 R.A. te Zoelmond, I, 111-29 R.I. te Wijk bij Duurstede. Er was dus ten N. van de Lek geen infanterie en artillerie van betekenis aan wezig. Bovendien was nog het bevel van kracht, dat een regiment infanterie naar het Westen moest worden verplaatst en 16 R.A. ter beschikking van III L.K. werd gesteld. Te ongeveer 21.15 werd nu aan C.-Brig.B getelefoneerd, dat C.-26 R.I. werd aangewezen als C. van 29 R.I. (min II) en dat C.-32 R.I., die nu nog niet kon worden los gemaakt, t.z.t. zou worden belast met het bevel over 1-26 R.I. en II G.B.; voorts dat 29 R.I. te Wijk bij Duurstede zou blijven en dus niet verder westelijk mocht worden verplaatst en dat 1-16 R.A. niet ter beschikking van III L.K. zou komen3). C.-Brig.B ontving opdracht, in de nacht van 11 op 12 Mei vóór het aanbreken van de dag een bataljon van 24 R.I., alsmede 1-16 R.A. over de Lek te verplaatsen naar de N.O.rand van Amerongen. Deze bevelen zijn daarna per telex aan Cn.-II en III L.K. geseind, waarbij aan C.-II L.K. de aanwijzing werd gegeven, dat hij na machtiging van de C.V. 57 1) Ook hier was de grondgedachte het op een kritiek ogenblik geven van een stimulans aan de C. van een bedreigd stellingvak, waarmede deze de ernst van een onvermoeide en voor niets terug deinzende plichtsvervulling a. h. w. voor ogen werd gesteld. Voor C.-IV Div. was deze verant woordelijkstelling weinig bemoedigend, omdat hij beschikte over een divisie, gevormd onder de invloed van 20 jaar onjuiste defensiepolitiek, een veel te breed divisievak moest verdedigen en reserves had moeten afstaan enz., zodat hij niet beschikte over de middelen, om verantwoordelijk gesteld te kunnen worden voor het behoud van de stelling. 2) Bij de beschrijving van de strijd om de Grebbeberg zal blijken, dat van het plan tot het hernemen van de voorposten niets is terecht gekomen en dat het van de L.K.C. en D.C. veel tijd en aandacht in beslag heeft genomen. Tevens zal echter blijken, dat de voorbereidende infanterievuren voor deze aanval de Duitsers er toe hebben gebracht, van een nachtaanval af te zien. 3) 11-16 R.A. werd wei ter beschikking van III L.K. gesteld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 81