II P.A. kreeg te 18.00 opdracht, het veer bij Zennewijnen af te breken en te
vertrekken naar Lexmond.
P.A.-H.K.V. werd verplaatst naar Vreeswijk.
Toestand aan het einde van 11 mei
De toestand bij het Veldleger aan het einde van de tweede oorlogsdag was als
volgt samen te vatten:
De C.V. had voor de strijd in Zuid-Holland moeten beschikbaar stellen:
- twee regimenten infanterie, een Afdeling artillerie en twee batterijen artillerie
uit het Veldleger;
- twee bataljons infanterie uit het Oostfront-Vg.Holland.
De C.V. had op Amsterdam e.o. moeten dirigeren:
- een regiment infanterie uit het Oostfront-Vg.Holland.
De C.V. had voor bewakingstaken naar het Oostfront-Vg.Holland moeten
dirigeren:
- drie compagnieën van Brig. G;
- vier eskadrons van 1 en 5 R.H.;
- twee eskadrons van 4 R.H.
De Groep Merwede was versterkt geworden met een bataljon van de Groep
Betuwe en een bataljon van IIIL.K.; bovendien was een eskadron wielrijders
van III L.K. voor verkenning daarbij ingedeeld.
Als reserve beschikte de C.V. over Brig. B (min 11-29 R.I. en 11-16 R.A.),
die was versterkt met een grensbataljon en een detachement uit 1-26 R.I. Deze
brigade was echter vermoeid door gebrek aan nachtrust en lange marsen, terwijl
het verlaten van stellingen, waaraan 9 maanden was gewerkt, zonder dat er strijd
in was geleverd, zijn invloed deed gelden. De brigade had al haar verbindings-
materieel en veel munitie moeten achterlaten.
De verplaatsing van III L.K. en Brig. B over de rivieren was zonder belangrijke
verliezen volbracht.
De Waal-Lingestelling en de Groep Merwede waren vooralsnog voldoende
bezet.
Vóór de Groep Merwede was nog één brug, nl. die bij Keizersveer, intact en
bewaakt. De toestand op de rechter vleugel van Groep Merwede, op de grens
met het Zuidfront-Vg.Holland, was onzeker. Hoe de toestand in Noord-Brabant
zich ontwikkelde, was niet duidelijk.
Op het front van de Valleistelling was de voorpostenopstelling van IV Div.
door de vijand (die men niet sterk achtte) vermeesterd en er was grote twijfel
ontstaan aan de weerstandskracht van onze troepen.
Een tegenstoot tot het hernemen van de voorposten was bevolen.
59