weergave van het onderhoud, dat werd bijgewoond door de chef van de staf en
het hoofd van Sectie I (generale stafj van het H.K.V., te geven, doch in de hoofd
punten is toch wel reconstructie mogelijk geweest.
C.-II L.K. kwam terug van een bezoek aan C.-IV Div. en aan de Grebbeberg,
waar hij o.m. C.-8 R.I. had opgezocht.
Hij deelde mede, dat de voorposten bij de eerste aanval hun opstellingen in de
steek hadden gelaten en dat hij C.-IV Div. had opgedragen, de gevluchte mannen
van de voorposten te verzamelen en deze een aanval op een beperkt doel te doen
uitvoeren, ten einde zich te rehabiliteren. Hij achtte het onmogelijk, door snelle
berechting, gevolgd door daaraan onvermijdelijk verbonden executies, het ver
eiste effect op de andere troepen te verkrijgen en had dus dit middel gekozen,
waarvoor hij de sanctie van de C.V. vroeg. Deze kon uit de aard der zaak niet
alles overzien en maakte geen bezwaar.
C.-II L.K. deelde mede, dat hij C.-IV Div. en C.-8 R.I. had bezocht en de
wijze, waarop hij zich over 8 R.I. uitliet, wekte gerechte twijfel, of hier met de
vereiste tact was opgetreden.
Volgens de C.V., zowel als de beide aanwezige stafofficieren, maakte C.-II L.K.
een zeer opgewonden indruk, terwijl de noodzaak van het bezoek niet duidelijk
was. Hierbij moet worden opgemerkt, dat deze generaal voor een zeer lastig geval
stond, nl. het op grote schaal (naar hij meende) blijken van lafhartigheid bij de
eerste aanraking met de vijand, een geval, waarvoor vele commandanten, in het
bijzonder in de aanvang van een oorlog, komen te staan.
Ook de invloed van de geruchten op het moreel van de troepen werd door
C.-II L.K. medegedeeld en de gevolgen daarvan, blijkende uit de allerwege op
tredende zenuwachtigheid en het voortdurend aanhouden op de wegen door
zenuwachtige soldaten met geladen geweren, waardoor het militaire verkeer werd
bemoeilijkt.
Vermoedelijk is tevens de „bekendmaking", waarover C.-II L.K. de vorige dag
had getelefoneerd 1), ter sprake gekomen en heeft de C.V. medegedeeld, dat een
nieuwe verordening voor het gehele operatiegebied van het Veldleger was ge
maakt.
Tijdens het onderhoud kwam een bericht van II L.K. binnen omtrent ont
vangen vuur van een batterij, die zich zou bevinden op een aangegeven plaats.
C.-II L.K. wist hier nog niets van en kon vanzelfsprekend ook niet mededelen,
of de bestrijding reeds aan de gang was. De C.V. stelde C.-II L.K. daarop per
soonlijk verantwoordelijk, dat die batterij tot zwijgen werd gebracht en stelde zelfs
een tijdslimiet.
Aan deze eis was moeilijk te voldoen, daar bij artilleriebestrijding zoveel fac
toren meespreken, dat een dergelijke eis eenvoudig niet kan worden gesteld. C.-II
L.K., expert op artilleristisch gebied, ergerde zich, doch vond niet het geëigende
antwoord.
62
i) Het is niet meer met zekerheid vast te stellen, of deze reeds was uitgegeven of nog slechts ont
worpen. Zeer waarschijnlijk is zij uitgegeven en na de verordening van de C.V. ingetrokken.