zeer vermoeid was en voorlopig verslag uitbracht, hetgeen hij later op de morgen persoonlijk aan de C.V. meer uitgebreid herhaalde. Aangezien hierop bij II L.K. en IV Div. nog nader wordt ingegaan, worden hier slechts de hoofdzaken medegedeeld, te meer omdat zijn toen uitgebracht mondeling rapport niet schriftelijk is vastgelegd. Eerst na de capitulatie kon hij een uitgebreid rapport schrijven. Uit zijn mededelingen bleek, dat hij na zijn bezoek aan C.-II L.K. en de cp. van C.-Brig. B was doorgereden naar de cp. van C.-IV Div., welke bestond uit een verzameling ondergrondse schuilplaatsen, door verbindingsloopgraven verbonden. C.-II L.K. had hem medegedeeld, reeds bevelen te hebben gegeven, hierop neerkomende, dat alle naar Rhenen oprukkende troepen onder bevel werden gesteld van C.-IV Div., dat de vijand moest worden tot staan gebracht aan de spoorweg bij Rhenen van de Rijn tot pl. 25 en vandaar in de richting Achterberg aansluitende aan de stoplijn van 19 R.I. Eerst wanneer die lijn vast in onze handen was, zou deze door andere troepen worden doorschreden en door een tegenaanval de vijand van de Grebbeberg worden afgeworpen. De kapitein was aanvankelijk door C.-II L.K. argwanend ontvangen, aangezien deze opnieuw ingrijpen van de C.V. vreesde. Na onderweg onderdelen van 4 R.H. op mars naar Rhenen te hebben gezien, was hij bij C.-IV Div. gekomen, toen deze met zijn chef van de staf, een door II L.K. gezonden officier 1), en in aanwezigheid van C.-Brig. B met diens chef van de staf, in een nauw en slecht verlicht onder komen doende was met het beramen van zijn besluit. De stemming was weinig hoopvol en de besprekingen waren enigszins op een dood punt. De berichten van de Grebbeberg waren ongunstig. Alle bevolen maatregelen schenen mislukt; een bataljon, naar de Grebbeberg gezonden (1-24 R.I.), was uit elkaar geslagen; C.-II-8 R.I. was gesneuveld en men meende, dat C.-8 R.I.eveneens verloren was. De chef van de staf van C.-IV Div. bleek op te zijn en moest gaan rusten. In deze omstandigheden had de inlichtingsofficier, de wens van de C.V. kennende, de taak van de chef van de staf overgenomen en, mede in zijn positie als vertegen woordiger van de C.V., krachtig het zijne ertoe bijgedragen, om tot een besluit en de uitvoeringsbevelen daarvan te komen. Als resultaat daarvan waren ten slotte de volgende maatregelen genomen: Aan de spoorlijn bij Rhenen was een verdedigend front gevormd, dat aan vankelijk onder bevel stond van C.-II-19 R.I. en was bezet door 11-19 R.I., het bataljon van Brigade A, een van de Grebbeberg teruggenomen eskadron van Brig. B en de teruggeslagen restanten van 1-24 R.I. (van Brig. B), welk bataljon op de Grebbeberg was ingezet geweest. Wat er nog aan eigen troepen voor deze weerstandslijn zat, was niet duidelijk. Met C.-8 R.I. was plotseling verbinding verkregen en deze wist niet nauwkeurig, hoe de toestand op de Grebbeberg was. Wel wist hij, dat het Z. deel van de stoplijn nog was bezet. Volgens hem zat overal vijand, niet slechts vóór, doch ook achter 75 De kapitein, chef van de Staf van de T.B.O., die door de C.V. ter beschikking was gesteld van C.-II L.K. en door deze weder ter beschikking van C.-IV Div. werd gesteld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 99