Ook de tegenpartij schijnt de oorlogsverklaring niet als een zaak van grote urgentie beschouwd te hebben. Die van Philips v dag tekent van 8 Juni, die van Lodewijk xiv van 3 Juli. De markies van Bedmar liet, om de laatste twijfel weg te nemen, 16 Augustus nog eens in een plechtige declaratie bekend maken dat de Zuidelijke Nederlanden zich met de Grote Alliantie in oorlogstoestand be vonden x). Hoewel meer tot het gebied der staatkundige geschiedenis be horende, willen wij niet nalaten het voorstel van de Staten van Overijssel te vermelden, dat 1 Mei bij de Staten-Generaal werd in gediend. Het hield een buitengewone bijeenkomst in van de Staten van alle provinciën tot het vaststellen van bepalingen tot bevorde ring van de eendracht en van een betere gang van zaken in het landsbestuur. M.a.w. een betere inrichting der Unie, volgens de bewoordingen van het voorstel: 'voorts soodanige nadere ordres en reglementen te concerteeren, vast te stellen en te vernieuwen, dewelcke tot een vast fondament ende assecuratie van den Staat en de vorengemelte Unie, tusschen de bondgenooten subsisteerende, meest efficacieus souden worden geoordeelt'. Door de gedepu teerden van de provinciën werd copie van het voorstel genomen; voorts werd het in handen gesteld van de commissie tot de militaire zaken2). Gevolgen heeft het niet gehad; eerst in 1716 zou een Grote Vergadering als hier werd voorgesteld, worden gehouden. Het kan echter bezwaarlijk een toeval zijn, dat het voorstel toen maals eveneens van Overijssel is uitgegaan. Een algemene revisie der staatsinstellingen in ons gemenebest was zeker geen overtollige luxe en zou, ware zij vóór de oorlog tot stand gekomen, waarschijn lijk goede vruchten hebben afgeworpen. Wij zagen reeds dat tussen Maas en Rijn, afgezien van het beleg van Keizersweert, niet veel van betekenis voorviel. De hertog van Bourgondië, die zijn aankomst in het leger wel gaarne door een overwinning enige luister zou hebben bijgezet, verordende aanstonds na zijn komst een grote fouragering, teneinde de cavalerie der geallieerden tot een gevecht uit te lokken en als het kon de op 2 Mei tegen DomprÉ geleden nederlaag te wreken. De tegenpartij, tevreden met het juist behaalde succes, liet zich echter niet uit haar tent lokken 3). De koning van Pruisen achtte het dienstig, nu zijn vorstelijke tegenstander zo dicht in de nabijheid was, deze als blijk van vriend- 1) Lamberty II-208 M. Gachard'Histoire de Belgique au commencement du XVIII siècle', p. 112. 2) Seer. Res. St.Gl 1 Mei 1702. 3) Athlone aan St.Gl, Klarenbeek, 10 Mei 1702; Quincy III-54.4. 80

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 102