trouppes separés il sera impossible de faire la moindre chose d'im-
portance avec succes pendant toute la campagne'
Het is duidelijk dat de veldheersstaf niet meer door de vaste hand
van de koning-stadhouder werd omklemd 2). Onder deze omstandig
heden deed zich, na de prins van Denemarken, een nieuwe candidaat
voor het opperbevel aandienen, n.l. de keurvorst Johan Willem
van de Palts. Hij zou dan bevelen op naam van de keizer, zodat
de fictie van ons optreden als 'auxiliairen' zou worden voortgezet.
Dopf had hierover gesproken met de hertog van Saksen-Zeits, die
in de stukken als 'bisschop van Raab' voorkomt, en de belangen van
de keurvorst aan de Nederrijn behartigde. Dopf, die goede relaties
in Duitsland had en onlangs de rang van luitenant-veldmaarschalk
in het keizerlijke leger had ontvangen, beval het plan sterk bij
de raadpensionaris aan, die echter wijselijk niet op het aanbod
in ging 3).
Om tot Keizersweert, het brandpunt van alle moeilijkheden,
terug te keren, zowel in het kamp als in Wezel werd in deze dagen
de ene krijgsraad en conferentie na de andere gehouden, waaraan te
Wezel de koning van Pruisen en de keurvorst, in het leger hun ver
tegenwoordigers, voor de eerste de heren Fuchs en Dankelmann,
voor de laatste de bisschop van Raab, deelnamen. Voor het op
breken van het beleg deinsde men ten slotte ondanks alle sombere
vooruitzichten terug. De 12e Mei werd voorlopig tot voortzetting
besloten, waarbij de koning in de dringendste behoefte aan artillerie
zou voorzien. Uit het magazijn te Wezel zouden 7 stukken van 24
pond, 100 000 pond kruit en de nodige kogels worden verstrekt.
Het leeuwendeel van de artillerie moest echter uit Holland komen.
Hierbij was het weer een belangrijke factor, en doordat de geallieer
den ook in dit opzicht de wind tegen hadden werd het eind Mei voor
de artilleriewerkzaamheid op volle kracht kon worden hervat 4).
De 12e Mei kon Blainville uit de vesting berichten, dat de aan-
valswerken sedert jaé dagen vrijwel waren gestaaktsedert de 9e
was zelfs geen schop meer in de grond gestoken. Op dat tijdstip
waren de Hollandse loopgraven tot 1^0 pas van de bedekte weg
gevorderdde Pruisen waren reeds met de dubbele sappe aan het
werk op het glacis. Daar het Rijnwater intussen weer gezakt was,
86
Nassau aan Heinsius, 26 Mei, 1 Juni 1702.
2) Wassenaar-Obdam, die toenmaals tezamen met Hop te Wezel de belangen van de republiek
bij de koning van Pruisen behartigde, bericht nog aan Heinsius (16 Mei), dat de generaals te weinig
gezag hadden over de kolonels, doordat deze laatsten zich veelal door invloedrijke protectie gerug
steund zagen: Tun est apparenté ici et l'autre la a des personnes de credit' (Heins. arch. 801).
3) Dopf aan Heinsius, Düsseldorf 31 Mei 1702.
4) Obdam aan Heinsius; Geldermalsen aan id., 23 en 28 Mei 1702.