loopgraven te vernielen, doch go a 60 m van de voorste loopgraaf waren geslecht. Aan Franse zijde waren St Sulpice, Croissy en enige andere hoofdofficieren gewond, twee officieren en een ingenieur gesneu veld, 23 kapiteins en luitenants gewond, go soldaten gesneuveld en 100 gewond. De geallieerden hadden denkelijk nog zwaardere verliezen gele den; vooral de regimenten Wilckes en Strathnaver waren zwaar gehavend en practisch buiten gevecht. Zij hadden samen, zo heet het, 200 doden en 'enige' gekwetsten. De Europische Mercurius meldt aan onze zijde 2^0 doden en gewonden. Gewond waren de brigadier Capol en de kolonel Wilckes; van het regiment Capol sneuvelde de majoor, en van dat van Strathnaver stierf de majoor Swinton aan zijn bekomen wonden. Opmerking verdient dat Blainville bericht, dat bij de grote uit val de geallieerde soldaten de vlucht namen, 'les seuls officiers aiant fait ferme, et s'étant tous fait tuer", terwijl hij van de soldaten van Croissy het zelfde meedeelt: 'Je dois avoir l'honneur de vous dire que, quoique l'affaire ait bien esté elle auroit esté bien plus complette si les soldats avoient voulu le suivre, lui et g ou 6 officiers qui se sont distingués en ne le quittant point' x). Verdere grote uitvallen liet de sterkte der bezetting niet toe, hoe wel nog telkens verse troepen in de stad kwamen. Op het einde der maand begon de uit Holland verwachte artillerie aan te komen. De 28e was de helft gearriveerd, de rest kwam de eerstvolgende dagen en de ie Juni opende een hevig vuur uit go stukken de laatste phase van het beleg. Tevens begonnen de aan vallers met twee sappen te naderen vanuit hun voorste parallel. De 3 e waren er reeds flinke bressen in de bastions St Suibertus en Caspar; des nachts werd het afgestorte puin verwijderd en in de gracht verspreid. Hoewel de bezetting nog voldoende was, n.l. 3094 man in 10 bataljons, voorzag Blainville toch dat de vesting binnen niet te lange tijd zou moeten bezwijken, ook al zond Tallard geregeld mond- en krijgsvoorraad van allerlei aard in de stad en werden bekwame officieren aan hem toegevoegd, als du Puy- Vauban, Chavannes en de hoofdingenieur Lapara. Door kleine uitvallen werd getracht, het sapperen te vertragen, als in de nacht van 3 op 4 Juni met twee groepjes van 20 en 10 man, waarvan de eerste althans enig succes had, door enige schanskorven om te 89 Blainville 22 Mei, l.c. nr 238Eur. Mere. 30^ vlg.Amst. Courant 1702, nr 63 Geldermalsen aan Heinsius 23 Mei; Nassau aan id. 22 Mei 1702. Wat het in de steek laten der officieren aangaat leze men Puysegur, p. 67.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 111