tweede groot convooi te begeleiden, dat de 5e uit Mechelen was
vertrokken. Te Diest en Roermond sloten zich nog enige ruiter-
regimenten bij het convooi aan, dat onder omvangrijke veiligheids
maatregelen de 9 e Venlo bereikte, vanwaar Car am an de 10e verder
marcheerde in de richting van Goch.
Wellicht vreesde Boufflers met zijn operatie te laat te komen
om Keizersweert te redden; in alle geval wachtte hij de aankomst
der beide korpsen niet af, doch brak de 10e 's morgens op uit de
omgeving van Xanthen. Het gevolg was dat toen de volgende dag
de actie bij Nijmegen plaats greep, Caraman bij Weeze stond en
Tallard bij Calcar, beiden ongeveer 30 km van de plaats waar de
beslissing had kunnen vallen.
Het Hollands-Engelse leger lag, zoals men weet, nog steeds in
het kamp van Klarenbeek in een vrij gunstige stelling. Zij was,
behalve waarschijnlijk door veldversterkingen, in front gedekt door
bos, hetgeen in de tijd der 'bataille rangée' een voldoende hindernis
was tegen een aanval in grote stijl. Uit de schriftelijke bronnen is
niet duidelijk of de Franse veldheer zich ten doel gesteld heeft, het
geallieerde leger tot een slag te dwingenin zijn brief van 11 juni
spreekt Boufflers slechts van 's'approcher de l'armée du comte
d'Athlone'uit de wijze van uitvoering der operatie blijkt echter
de opzet van een verrassende omtrekking ten Zuiden van het grote
boscomplex van het Rijkswoud, met het doel óf zich in de rug van
het geallieerde leger door een onverhoedse aanval van Nijmegen
meester te maken óf althans de tegenstander van deze vesting af te
snijden. In beide gevallen zou met zekerheid een slag zijn gevolgd
met omgekeerd front en kwade kansen voor de geallieerden, die aan
infanterie belangrijk minder sterk waren dan de tegenpartij, n.l.
27 tegen 37 bataljons; de sterkte aan ruiterij was nagenoeg gelijk:
resp. 62 en j9 eskadrons x).
Tegenover een ondernemende tegenstander was de omtrekking
niet zonder gevaar. Tussen Kessel en Mook werd slechts over één
marsweg beschikt, die enerzijds door een begroeide steile heuvelrug
anderzijds door moerassig terrein en de Maas werd begrensd. Niet
alleen was hier veel oponthoud te vrezen, maar een aanval uit
Noordelijke richting kon hier licht funeste gevolgen hebben, hoewel
erkend moet worden dat een aanval met sterke troepen in het zwaar
begroeide terrein niet waarschijnlijk was. Ook liep, in geval van een
tegenslag bij Nijmegen, de terugtocht hier ernstig gevaar.
9 5
Volgens Berwick, Mémoires lp. 179 vlg., was de sterkte als volgt: Boufflers 37 bataljons en
£9 eskadrons; Tallard resp. 10 en 30; Caraman 9 en 11, Athlone 27 en 62. Nagenoeg dezelfde
getallen geeft Pelet, p. 49.