leren' en de terugtocht te vertragen, in afwachting van de komst der hoofdmacht die zich nog in het défilé bevond. Niet lang nadien ontdekte d'Alegre het gehele vijandelijke leger in slagorde mar cherende in de richting van Nijmegen. De Franse cavalerie volgde de onze op korte afstand, doch durfde geen aanval wagen aleer de infanterie ter plaatse was. Deze sloot zich eerst omstreeks i uur bij het leger aandat der geallieerden had toen reeds de buitenwerken van Nijmegen bereikt, waar de infanterie post vatte in de bedekte weg, terwijl de cavalerie op het glacis front maakte, 'la croupe aux pallisades'. Enige uren bleven de legers in slagorde tegenover elkaar zonder dat het tot een beslissende strijd kwam. Enige ruitergevechten hadden plaats, en wederzijds werd geweer- en artillerievuur afge geven; het laatste aan Franse zijde door de inmiddels gearriveerde veldartillerie, aan Nederlandse door kanonnen, welke de burgers uit het magazijn haalden, op de wallen in batterij brachten en be dienden. Ook werd gevochten om het Z.O. van de stad gelegen werk 'Kijk in de Pot', dat twee maal door Franse ruiterij zou zijn genomen, doch beide malen heroverd. De gevechten kunnen echter moeilijk meer dan schermutselingen zijn geweest, daar anders de verliezen veel groter hadden moet zijn dan blijkbaar het geval geweest is. Boufflers schatte de zijne op 40 a 40 doden en 80 gewonden; een ander Frans rapport spreekt van 100 doden en gewonden. Volgens de brieven die de graaf van Athlone de 1 ie en 12e uit Nijmegen schreef hadden de onzen weinig volk verloren, doch had de vijande lijke artillerie nogal enige schade onder de ruiterij aangericht; volgens een burger uit Nijmegen vond men de volgende dag 260 dode paarden buiten de stad. De Fransen maakten 100 volgens een ander bericht 300 gevangenen, en voorts kregen zij 300 bagage wagens in handen, met de 1200 bijbehorende paarden1). Ook werden aan onze zijde 8 veldstukjes vermist; de volgende dag kwamen deze echter door de Ooypolder de stad binnen, waar ook de eerstvolgende dagen nog allerlei achterblijvers aankwamen 2). 98 Over de actie bij Nijmegen: Athlone aan St. G1 n en 12 Juni (o.a. in de Europ. Mercurius 313 vlg. en bij Lamberty II-126, 128). Missiven uit Nijmegen: 15; Juni (Europ. Mere. 113), id. onge dateerd (Eur. Merc. 1702 dl II, p. 76), id. 20 Juni (Rousset p. 60). Schrijven van de commandeur W. Hofman van Somer tot Aelst aan de St.Gl, Nijmegen 21 Juni 1702 (A.R.A., St.Gl 4996,3e lias lopende 1702, zie bijlage 8). 'Een roemrijke dag', d. C. C. de Gelder, Res. Kolonel, in 'Cavale- ristisch Tijdschrift 1929, p. 41^-426. Voorde houding der burgerijNavorscher II, p. 3, 336; Geld. Volksalmanak 1848, p. 67, 1849 p. 184; Arend-V. Vloten 4 D, 2 St., p. 476. Voorts de berichten bij Quincy, Pelet en BerwickMémoires. 2) Een aantal manschappen maakte van de gelegenheid gebruik om naar Holland en andere gewesten te deserteren (Athlone aan St.Gl, 17 Juni 1702). Ook bij de Engelsen kwam aanvankelijk veel desertie voor. Lord Cutts, die, uit Engeland teruggekeerd, op 22 Mei het bevel over de Britse troepen in het kamp van Klarenbeek op zich nam, vond het nodig, op krachtdadige wijze op te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 122