zonder medeweten van de Staten van Zeeland, de veiligheid van hun gewest in gevaar scheen te brengen Voorts kreeg Athlone machtiging om uit Brabant en enige andere plaatsen aan te trekken hetgeen daar gemist kon worden, na overleg met de graaf van Nassau. Wellicht behoorden hiertoe ook 8 bataljons uit Maastricht. Ten aanzien van dit laatste wilde Gelder land echter van geen overleg met de veldmaarschalk van wie men blijkbaar tegenstand verwachtte, wetenAthlone behoorde zonder meer geautoriseerd te worden, 8 of 9 bataljons uit Maastricht te ontbieden. Utrecht en Overijssel, aan deze kant eveneens gevaar duchtende, sloten zich hierbij aan. Inderdaad ried de veldmaar schalk in een brief van de 1 ^e des morgens uur (dus een uur voor dat in Keizersweert de chamade werd geslagen) ten sterkste af, het garnizoen te verzwakken. In de gehouden krijgsraad was de unanie me zienswijze dat de Rijn met onze cavalerie en de Lunenburgse ruiters voldoende bezet was en dat ook Nijmegen en Grave met resp. 23 en 7 bataljons naar behoren waren voorzien. Desnoods konden van de in Vlaanderen resterende 14 bataljons nog wel 4 of gemist worden. Op deze laatste suggestie zijn de Staten wijselijk niet inge gaan, gedachtig aan de storm die in Zeeland zou opsteken 2). In tegenstelling tot de generaals voor Keizersweert waren Ath lone en de Staten geenszins gerust op de toestand aan de Rijn. De 1 £e visiteerde eerstgenoemde alle overgangspunten tot Rees toe, waarbij hij bijna 1 uur 'aan malkanderen' te paard zat. De Rijn was, tengevolge van droogte, 'miserabel' van water voorzien, en het water viel nog dagelijks. Op allerlei plaatsen kon men, als 30 jaar te voren bij Lobith, met gehele regimenten door de rivier rijden, zonder dat de paarden tot de knieën nat werden, zo werd vermeld. Het gevaarlijkste punt was bij Griet, tussen Emmerik en Rees, waar de Lunenburgse ruiterij was opgesteld. De admiraliteiten van de Maas en Amsterdam werden verzocht, zo spoedig mogelijk uitleggers op de rivier te posteren, en de Staten van Gelderland, om de boeren in het Zutfense kwartier te mobiliseren en naar de Rijn te zenden. Ook de IJselfrontieren waren in zeer slechte staat; daarom op perde Athlone de wenselijkheid om meer water in de IJsel te brengen. Hiertoe waren echter ingenieurs, opzichters en materiaal nodig en in Athlone's leger was alvast geen ingenieur te vinden. x) Seer. Res. St.Gl 12, 13 Juni; Res. St.Gl 18 Juni 1702. Bij het protest van Zeeland werd een uitvoerige lijst overgelegd van de Frans-Spaanse troepen in Vlaanderen, waaruit bleek, dat deze 29 bataljons en 11 eskadrons, tezamen 17 000 man en 1300 beredenen, sterk waren. 2) Nassau aan St.Gl, 15 Juni 1702. 103

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 127