Ook het 'retranchement van Panderen' lag nog 'imperfect en in groote disordre'. Dit werk, waaraan reeds geruime tijd te voren was begonnen, moest dienen om in geval van een Rijnovergang in de streek van Lobith een verder doordringen in de Betuwe te beletten en vormde dus een correctief op de hier uit krijgskundig oogpunt zeer ongunstige loop van Rijn en Waal. Uit de gracht van het retran chement, in 1707 verbreed en verdiept, zou in dit jaar het z.g. Pannerdens Kanaal ontstaan. Het werk, dat bij gebrek aan geld, dat door Gelderland moest worden verstrekt, lang had stil gelegen, moest thans met kracht worden hervat. Maar men stuitte nu op de onwil van de aannemer, die eenvoudig weigerde, aan het werk te gaan zolang hij zijn achterstallige vorderingen niet betaald kreeg. Bij deze gelegenheid kwam aan het licht, dat hij al vier maanden geleden van de Raad van State assignatiën op Gelderland, Utrecht en Over ijssel had ontvangen en aangeboden, die eenvoudig niet waren be taald. Een geluk was het, dat de val van Keizersweert gelegenheid schonk, troepen voor de verdediging van de Rijn vrij te maken. De 19e berichtte Athlone, dat hij geen vrees meer koesterde dat de vijand de Rijn zou overtrekken, omdat de verdediging in samen werking met de koning van Pruisen, die zich nog steeds met onze gedeputeerden Hop en Wassenaar-Obdam te Wezel bevond, vol doende was georganiseerd. De prins van Nassau kreeg de 20e last, poo man Pruisische en Hessische troepen naar het leger van Ath lone te zenden. Hij vond dit een overdreven maatregel, gezien de 100 eskadrons ruiterij waarover Athlone, behalve de infanterie uit Nijmegen, beschikte. Volgens hem had deze de Staten nodeloos schrik aangejaagd. 'Ik moet bekennen' schreef hij, 'dat het mij seer vreemt is voorgekomen, dat men door een opgevatte en ingebeelde apprehensie daaromtrent U Ho.Mo. heeft willen ontrusten, en de goede ingeseetenen van den Staat een vrese aanjaagen' 1). Maar behalve vrees heerste ook in brede kringen ontevredenheid over het feit dat men, in weerwil van de opgebrachte zware leger- lasten, op eigen grondgebied aan aanvallen en overlast bloot stond. Bij een behoorlijk krijgsbeleid, meende men, mocht zoiets niet voorkomen. De 2 ie verscheen in de zitting der Staten-Generaal een zestal extraordinaris gedeputeerden van Gelderland. Zij dienden een memorie in die, in hun eigen oren althans, klonk als een klok. Gelderland, zo heette het, had weliswaar in de oorlogsverklaring toegestemd, maar in het vast vertrouwen dat nu ook een 'conside- Athlone aan St.Gl Tolhuis, 16, 17, 19, 21 Juni; Nassau aan id. Leger voor Keizersweert, 22 Juni; Seer. Res. St.Gl 14, 27 Juni; Res. St.Gl 14, 21 Juni 1702. I04

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 128