hadden aangemaand om hun quotes in de voorziening der vesting werken, magazijnen en legerlasten aan te zuiveren, en dat zij hoop ten dat de Heeren van Gelderland de andere provinciën 'door haer goet exempel daer toe sullen animeren'. Ook wezen de Staten op het gebeurde met het werk van Panderen, dat stil lag ten gevolge van de nalatigheid van Gelderland, Utrecht en Overijssel, de meest ge- interesseerde gewesten, waarvan Gelderland thans de luidste klach ten aanhief. Op de namens het kwartier van Nijmegen ingediende memorie werd besloten, te antwoorden 'dat het ongeluck aen de Quartieren van Nymegen overkomen, haer Hoogh Mogende ten uyttersten leet is en ten uyttersten smert, doch dat de kasse van de Generali- teyt geensints in stant is om de militie van het gemelde Quartier te betalen'. De Staten wezen er op, dat ook andere provincies zwaar getroffen waren o.a. door overstroming en desondanks voort gingen haar militie te betalen. Had het kwartier van Nijmegen subsidie nodig dan kon het zich wenden tot de andere kwartieren van Gel derland 1). Van verdere moeilijkheden met de Staten van Gelderland horen wij voorlopig niet. Alleen de betaling van de 16 compagnieën ten laste van het Nijmeegse kwartier had nog veel voeten in de aarde ruim twee maanden later dreigden de Staten-Generaal nog tegen genoemd kwartier te zullen 'procedeeren' indien niet in de betaling werd voorzien. Een commissie, bestaande uit de heren van Gent en van nieu- burgh, welke i Juli ingesteld werd tot het onderzoeken van de verzuimen en wanordelijkheden die te Nijmegen op 11 Juni zouden zijn geconstateerd, bracht 26 Augustus rapport uit onder indiening van een desbetreffende memorie, die wij echter niet hebben aan getroffen. Zij werd met bijbehorende stukken in handen gesteld van de commissie-VAN Gent. Na de gebeurtenissen bij Nijmegen trad in de Rijnstreek wederom een periode van stilstand in. Nadat Tallard de 9e Juni zijn stelling tegenover Keizersweert had opgegeven hadden de geallieerden de bruggen bij Düsseldorf en Mühlheim hersteld en troepen over de Rijn doen gaan, die het verlaten kamp bij Heerdt bezetten evenals het hoornwerk tegenover Keizersweert. Tallard was de 12e nog tot dicht bij Nijmegen opgerukt, doch had vervolgens zijn functie als zelfstandig korpscommandant her- Res. St.Gl 21, 22 Juni 1702. Op laatstgenoemde datum werd tevens aan de Raad van State op gedragen, te onderzoeken in hoeverre zich te Nijmegen wanordelijkheden en verzuimen hadden voorgedaan. 106

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 130