kregen en zich tussen Calcar en Xanthen en de 14e bij Mariënbaum, niet ver van Rijnberk, gelegerd, om deze stad, waarvoor men een aanval vreesde, te dekken, of eventueel Keizersweert nog te hulp te komen, dat echter de x je bezweek. Hij bezat toen 1 bataljons en 34 eskadrons. Caraman daarentegen had zich de 12e over Kessel bij het leger aangesloten. Beide legers bleven voorlopig in hun positie. Tegelijkertijd als Boufflers was la Mothe in Vlaanderen tot een tweede offensief overgegaan. Het blijkt niet, dat verband tussen beide operaties bestaan heeft; trouwens indien het doel was, het leger van Athlone te verzwakken, dan had la Mothe's actie die van Boufflers ten minste enige dagen moeten voorafgaan. De 1 ie verscheen deze generaal met 14 bataljons, 7 eskadrons en 10 a 12 stukken geschut voor Middelburg in Vlaanderen. Coehoorn had het plaatsje, als een verloren post, willen ontmantelen en reeds 1 Juni dienaangaande de wens der Staten-Generaal gevraagd. De 7e besloten deze de zaak aan Coehoorns inzicht over te laten, doch juist toen deze hiervan bericht kreeg werd de plaats berend. Er be vonden zich toen 200 man onder de luit-kolonel Bringues en een deel van een vrije compagnie in. De bezetting trok op het kasteel terug. Des middags werd hierop het artillerievuur geopend, waarna in de namiddag van de 12e de capitulatie volgde. Het garnizoen bleef krijgsgevangen doch mocht volgens het bestaande cartel worden uit gewisseld x). De volgende dag sloot Bedmar zich met enige troepen uit Antwerpen aan, waarna de vijand, thans 19 bataljons en 12 eska drons sterk, bij Eede op Staats gebied ging kamperen. Coehoorn lag nog steeds in zijn verschanste legerplaats onder de wallen van Sluishij vreesde ernstig voor verdere aanvallen en zond troepen af naar IJzendijke en Sas van Gent, waarna hij niet meer dan 9 bataljons overhield. In deze tijd scheen het gevaar niet denkbeeldig van een Franse landing op Walcheren of Zuid-Beveland 2). Merkwaardigerwijze hadden de Fransen namelijk een plaatselijke, zij het ook geringe, overmacht ter zee. Hun vloot bestond in de Noordelijke wateren uit 6 oorlogsschepen te Duinkerken, 8, w.o. 6 galeien, te Oostende en 8 galjoten te Antwerpen. Deze laatste werden weliswaar opge sloten gehouden door de Staatse drimmelaars op de Schelde en de forten Lillo en Liefkenshoek, doch de overige waren gezamenlijk iets sterker dan het uit 11 schepen bestaande eskader van Geleyn Coehoorn aan St.Gl Sluis, 13 Juni 1702; (St.Gl 2e lias lopende 1702). 2) Coehoorn aan St.Gl 22 Juni, 5 en 9 Juli 1702; Memorie over een landing, gedateerd 2£ Juni, bij Pelet 11-^36. IO7

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 131