de aandacht. Van hem werd verwacht, dat hij alles zou doen om een
goede verstandhouding met Marlborough te onderhouden en te
bevorderen, doch niettemin zou waken 'niet alleen voor den
dienst, maer oock voor de hoocheyt, ende digniteyt van den Staat'
dat hij in alle zaken van belang 'sal gaen met kennis, overlegh ende
toestemminge' van de gedeputeerden te velde, dat hij in geval van
meningsverschil met Marlborough gehouden was, de orders der
gedeputeerden op te volgen, en bij dier afwezigheid, na ingenomen
advies van alle presente generaals van de staat zelfstandig te handelen,
'mits daerin gaende met alle mogelycke bescheydentheyt ende wel
overwegende het gewicht ende het gevolch der saecken, het welck
haer Hoogh Mogende bevelen aen syn oordeel, ervarentheyt ende
trouw' J).
Uit dit alles zal duidelijk zijn hoe beperkt het gezag van Marl
borough wasin feite strekte het zich slechts uit over de Engelse
troepen. Een algemeen bevelhebber over de gezamenlijke strijd
krachten ontbrak. Strikt genomen was dit nog steeds de prins van
Nassau zijn benoeming als zodanig van 24 Maart, zij het ook 'bij
provisie en tot nader order', is althans nimmer ingetrokken. Het
liquideren van zijn leger, zijn niet verschijnen in Den Haag en verlof-
aanvrage naar Duitsland waren echter duidelijke aanwijzingen hoe
het met zijn opperbevel gesteld was. De algemene oorlogsleiding,
die slechts nominaal bij hem had berust, kwam thans geheel in han
den van de Staten-Generaal.
Meer dan ooit kwam thans de noodzakelijkheid op de voorgrond,
over te gaan tot de benoeming van gedeputeerden te velde, die of
ficiéél en met welomschreven bevoegdheid als vertegenwoordigers
van de landsregering konden optreden en waarop Gelderland reeds
in zijn memorie van 21 Juni had aangedrongen. Wel waren er reeds
van de aanvang af gecommiteerden in het leger geweest, die een
adviserende functie hadden gehad Geldermalsen bij de prins van
Nassau, v. Reede van Renswoude bij Athlone; feitelijk kunnen
ook Obdam en Hop, die 's lands belang bij de koning van Pruisen te
Wezel behartigden, als een soort militaire attache's beschouwd
worden.
Ingevolge de reeds genoemde resolutie van 30 Juni werd op 6 en
7 Juli, op het rapport der commissie Ham, besloten dat 9 gedepu
teerden te velde zouden worden aangesteld, n.l. 2 door Holland, één
uit elk der andere provincies en een uit de Raad van State 2). Hun
De 12 artikelen, voorafgegaan door de aanwijzingen aan Athlone, in Seer. Res. St.Gl 30 Juni
1702 zie Bijlage 9.
2) De concept-instructie voor de gedeputeerden te velde in Bijlage 10.
I I 2