Rijnberk belegeren, 'si l'Etat juge cette entreprise assez importante'.
Alle generaals waren het echter eens, dat men op deze wijze het
voornaamste doel, de vijand uit de streek tussen Maas en Rijn
weg te manoeuvreren, en waar ook de koning van Pruisen en de
Paltsgraaf sterk op aandrongen, niet zou bereiken: wilde vijand
zich hier handhaven, dan, zo oordeelde men, zou hij steeds posities
kunnen innemen, waar men hem niet zou kunnen aanvallen x).
Punt drie was de diversie in Brabant. Hierover kwam men niet
spoedig tot overeenstemming. Boufflers toch zou als tegenzet een
aanval op Nijmegen of de Rijn kunnen doen. Athlone riep,
krachtens de hem op 30 Juni verleende bevoegdheid, nog eens
expres de generaals van de Staat bijeen en legde de vraag voor of
zij de Rijn voldoende beveiligd achtten met 24 bataljons en even
zoveel eskadrons onder de Pruisische generaal Von Heyden, doch
de meningen bleven verdeeld. Marlborough, hoewel overtuigd
voorstander van de mars in Brabant, hield zich hierbij met tact op
de achtergrond, waar in deze immers in het bijzonder de veiligheid
der Republiek scheen op het spel te staan. Athlone schreef nu
naar Den Haag om de beslissing der Staten te mogen vernemen.
Geldermalsen, die verslag gaf van de hier beschreven 'raisonne-
menten', drong nog eens extra aan op een spoedige beslissing, in
welke zin dan ook, zonder een eigen mening te doen gelden. Het
antwoord der Staten luidde zoals men ongeveer kon verwachten
zij achtten de zaak zeer belangrijk, doch zij kon slechts ter plaatse
beoordeeld worden; zij lieten derhalve aan de graaf van Athlone
over, besluiten te nemen na ingewonnen advies van de generaals,
waarbij echter vooral gelet diende te worden op de veiligheid van
Nijmegen, Grave en de Rijn 2).
Gewapend met deze resolutie, hield Athlone de 12e opnieuw
krijgsraad met de generaals van de linker vleugel (deze bevatte in
hoofdzaak het Staatse, de rechter het Engelse contingent), thans
in het bijzijn van Marlborough. Besloten werd thans tot de mars
'par la droite'men zou de 1 ge de Maas passeren benedenwaarts
en onder het geschut van Grave, waartoe de 13e drie bruggen
werden gelegd; de 14e zou een voorafgaande verkenning plaats
hebben, met het oog op een eventuele terugtocht. De beweging
zou een 'feinte' zijn: slaagde zij, d.w.z. trok Boufflers terug, dan
zou de mars in Brabant worden voortgezet; zo niet, dan zou men
na enige dagen de mars langs de Rijn aanvangen en eventueel Rijn
berk belegeren. Over de verdediging van de Rijn werd nog een
x) Geldermalsen aan St.Gl Nijmegen 9 en 13 Juli, met bijlagen.
2) Seer. Res. St.Gl 10 Juli 1702.
119