tot het uitbrengen van advies, en moest zich in Vlaanderen doen vervangen door de Deense generaal-majoor Harboe. Het blijkt niet of Coehoorn aan deze last gevolg heeft gegeven, doch wel, dat hij bezwaar maakte, in het leger te dienen zolang een reeds lang tussen hem als generaal der artillerie en de andere luitenant-generaals be staand geschil wederom een kwestie van anciënniteit niet was op gelost. De i ^e gelastten de Staten de generaal, naar het leger te gaan, terwijl de bewuste kwestie in handen werd gegeven van de commissie voor de militaire zaken, thans de 'commissie Lintelo' geheten. Ook de commandeur van Hulst, de kolonel Willem van Hille, werd dezelfde dag naar Den Haag ontboden in verband met hooglo pende twist met de regering van Hulsterambacht. Het ging over door hem genomen, volgens de tegenpartij willekeurige en overdreven harde maatregelen en over vergoeding van oorlogsschade. Hij werd tijdelijk vervangen door de brigadier baron van Schratenbach, bij wie het commando, gelijk nog zou blijken, in goede handen was 1). Wij keren thans terug tot de verrichtingen der te velde liggende legers. Boufflers' eerste werk, na zijn aankomst op 2 Augustus te Sonhoven en Hasselt, was, zijn grote bagage in veiligheid te brengen achter de Demer; 4 Augustus kwam zij te Diest. Zijn bewegings vrijheid nam hierdoor, gelijk van zelf spreekt, belangrijk toe. Dezelfde dag legerde Boufflers zich bij Beringen, in front gedekt door een beek, en in korte verbinding met Diest en de Demer. Hij trok inmiddels van verschillende zijde versterkingen aanGacÉ, die het leger aan de Demer had opgewacht, met 9 bataljons en 10 eskadrons, T'serclaes met 3 bataljons en 11 eskadrons. Tallard, die met zijn korps steeds een min of meer zelfstandige plaats innam, bleef te Hasselt. De gehele Franse macht bedroeg nu 64 bataljons en 113 eskadrons. Het geallieerde veldleger ontving de 10e nog 10 bataljons en 7 eskadrons uit Maastricht, benevens 6 kanonnen en 6 mortieren, welke voor het innemen van Weert bestemd waren, en moet toen 77 bataljons en 14^ eskadrons sterk zijn geweest. Bouf flers' positie was in zoverre verbeterd, dat de proviandering thans, in de vruchtbare en dicht bevolkte Demervallei veel gemakkelijker wasde tijd der moeizame, veel troepen vereisende convooien was thans voorbij. Ook hierdoor was de bewegingsvrijheid der Fransen toegenomen. Het geallieerde leger was na de 2 e enkele dagen bij Klein-Breugel gebleven; vanaf de ^e legerde het tussen Peer en Meeuwen. Het hield zich voorlopig onledig met het slechten van de wallen van Peer, Seer. Res. St.Gl 8 Augustus; Request van baljuw, burgemeesters en schepenen van Hulster ambacht aan St.Gl 4 Juni 1702 (St.Gl 2e lias lopende 1702). I 28

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 154