hij nu weer over tot het belegeren van Rijnberk, onder het motief dat Venlo thans geheel op het beleg was voorbereid, terwijl Rijn berk van troepen ontbloot was. Het is moeilijk aan te nemen dat Coehoorn dit ernstig gemeend heeft, immers dan had men de artillerie weer naar de Rijn moeten overbrengen, zodat wij zijn 'scrupules' wel voor een deel althans als een zekere, bij zijn karakter passende, uiting van oppositiegeest zullen moeten be schouwen Voorts was er, als gewoonlijk, gebrek aan geld om de schippers, trekpaarden en tal van andere zaken te betalen. Tevens was aanleg van magazijnen nodig. De Augustusmaand toch was reeds zo ver ge vorderd, dat de boeren tijd gehad hadden, hun rogge en ander koren in de steden in veiligheid te brengen. De Raad van State werd der halve verzocht, hierin te voorzien, en deze schreef de betrokken provinciën nogmaals aan, haar aandeel in de legerlasten (d.z. de extra onkosten voor het te velde zijnde leger) te 'furneren' en tevens haar quotes in de legerlasten van vorige jaren en in de kosten van de magazijnen aan te zuiveren 2). Met de Pruisische troepen deed zich nog een andere moeilijkheid voor. Men had van de koning van Pruisen toestemming ontvangen, diens troepen ten Westen van de Rijn te gebruiken. Nu maakte echter de generaal von Heiden bezwaar, zijn troepen te doen op treden in een streek, waar het geld van het Duitse Rijk 'geen koers had', d.w.z. minder koopkracht had dan over de Rijn. Op verzoek van Geldermalsen machtigden de Staten hem, een accoord met de generaal te treffen waarhij de Staten 'de agio' voor hun rekening namen 3). Het schijnt, dat al deze moeilijkheden de gedeputeerde op een gegeven ogenblik over het hoofd liepen; hij schreef althans de 19e een moedeloze brief aan de bevelhebbers van het 'grote leger' en ried aan, het hele beleg maar op te geven en een nieuw plan op touw te zetten. Begrijpelijkerwijs protesteerden Marlborough en Athlone hiertegen op krachtige wijze bij de Staten, die bij reso lutie van de 24e met nadruk gelastten, het beleg voortgang te doen vinden, en orders hier omtrent deden toekomen aan Athlone, Geldermalsen en de prins van Nassau 4). Deze laatste, die zoals men weet, tot commandant van het inslui- tingsleger was benoemd, zijn ziekteverlof er aan gegeven had en nu x) Geldermalsen aan St.Gl, Grave 24 Augustus 1702. 2) Seer. Res. St.Gl 9, 21 Augustus 1702. 3) Geldermalsen aan St.Gl, Grave 19 Augustus; Seer. Res. St.Gl 21 Augustus 1702. 4) Geldermalsen aan Heinsius, Grave 26 Augustus; Seer. Res. St.Gl 24 Augustus. 141

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 167