forceren van de overgang, maar vooral voor het afsluiten van het
vaarwater tegen de te verwachten Staatse oorlogsschepen. Hiertoe
toch zouden schansen met batterijen op de beide oevers, en een
pontonbrug, beveiligd door een zwaar staketsel en gewapende vaar
tuigen nodig zijn geweest, ongeveer dezelfde middelen waarmee
Parma de Schelde en Spinola in 162^ de Mark ten Noorden van
Breda versperd hadden. Kortom, om kans van slagen te hebben,
had de gehele onderneming gans andere voorbereiding vereist dan
thans blijkbaar heeft plaats gehad. Ook Vauban, die in Bedmars
hoofdkwartier de aanval bestuurde, kon hier weinig aan veranderen.
De merkwaardige brief, die hij 1 September vanuit het kamp te
St Gilles aan Chamillart schreef, bewijst, hoe juist, maar tevens
als hoe hopeloos hij de kansen van slagen beoordeelde 1).
Het bedenkelijke aan Hollandse zijde was alleen de aanvankelijk
slechts zwakke bezetting. De brigadier Schratenbach, die de vesting
commandeerde, had slechts drie bataljons, een van hem zelf en
twee van Coehoorn, doch met enige honderden zieken: hij noemt
zijn post'une place depourvu de tout, mais bien garni de malades'.
Aanstonds schreef hij dan ook naar Bergen op Zoom, Middelburg
en elders om versterking. Al spoedig kwam uit Bergen op Zoom
het bataljon van Tscharner, die Noyelles aldaar als gouverneur
was opgevolgd. Merkwaardigerwijze had reeds Athlone hiertoe
vanuit het kamp van Helchteren last gegeven, voor hij van de aanval
wist, doch op de geruchten uit Brussel. De 30e arriveerden nog 220
man van het regiment Belcastel, afgezonden door de Staten van
Zeeland. Die morgen was echter de Franse hoofdaanval reeds be
gonnen langs de dijk van Kieldrecht, nadat het artillerievuur op
deze en de vorige dag de palissaden ten dele had vernield. De Kleine
Kijkuit viel na krachtige tegenstand in handen van de Fransen. Twee
achtereenvolgende bestormingen op de Grote Kijkuit werden echter
met zware verliezen afgeslagen. De opgaven hieromtrent lopen als
gewoonlijk sterk uiteen. Deserteurs meldden van meer dan 300
doden, behalve de gewonden. Men weet echter, dat deserteurs
sombere verhalen aangaande de eigen partij plegen op te dissen.
Pelet noemt 200, Berwick goo doden en gekwetsten. De verdedi
gers hadden, naar Schratenbach meldde, niet meer dan 3 doden
en 7 gewonden. Zij waren op de aanval voorbereid, want de dag te
voren had een deserteur die aangekondigd, waarop Schratenbach
alle nodige orders had gegeven. Hij is een man geweest van het hout,
waaruit goede commandanten worden gesneden, en de Nederlandse
Pelet 102 vlg.Europ. Mere. 210; de brief van Vauban bij Pelet 56$.
146